NL082.01 Frana: Difference between revisions

    From Oera Linda Wiki
    No edit summary
     
    (38 intermediate revisions by the same user not shown)
    Line 1: Line 1:
    =={{Versie_Ott}}==
    =={{Versie_Ott}}==


    '''[[082|[082]]]'''
    '''N. Op Alle Burgen 3'''


    =={{Versie_Own}}==
    '''2. Frana en de Mágí'''
    '''[/81]''' Twee jaar daarna kwam de Magy zelf met een vloot van lichte boten om de Moeder van Techel en de lamp te roven. Deze slechte daad bestond hij bij nacht in de winter bij stormweer, terwijl de wind gierde en de hagel tegen de vensters kletterde. De torenwachter, die meende, dat hij wat hoorde, ontstak zijn toorts. Zodra het licht van de toren op het ronddeel viel, zag hij dat reeds vele gewapende mannen over de burchtwal waren. Nu ging hij de klok luiden, maar het was te laat. Eer de wacht gereed was, waren er reeds twee duizend in de weer om de poort te rammeien. De strijd duurde daarom kort, want omdat de afweer niet goed wacht had gehouden, kwamen allen om. Terwijl iedereen druk aan het vechten was, was er een euvele Fine het slaapvertrek van de Moeder binnengeslopen en wilde haar aanranden. De Moeder weerde hem af, zodat hij ruggelings tegen de wand tuimelde. Toen hij weer op de been was, stak hij haar zijn zwaard in de buik, zeggende: wil je mijn roede niet, dan zul je mijn zwaard hebben. Achter hem kwam een schipper van de Denemarken, Deze nam zijn zwaard en kloofde de Fine de kop. (Daaruit stroomde zwart bloed en daarboven zweefde een blauwe vlam).


    De Magy liet de Moeder op zijn schip verplegen, Toen zij zover hersteld en beter was, dat zij duidelijk kon spreken, zeide de Magy, dat zij met hem moest meevaren, maar dat zij haar lamp en haar maagden zou behouden en dat zij een staat zou voeren zo hoog als zij nooit tevoren had gekend. Voorts zeide hij, dat hij haar zou vrazen in tegenwoordigheid van zijn vooraanstaanden, of hij meester zou worden over alle landen en volkeren van Frya. Hij zeide, dat zij dit moest bevestigen en verzekeren, anders zou hij haar onder veel smarten laten sterven. Toen hij daarna al zijn voornaamsten om haar legerstede vergaderd had, vroeg hij luide: Frana, vermits gij helderziende zijt, moet gij mij eens zeggen of ik meester zal worden over alle landen en volken van Frya? Frana deed alsof zij geen acht op hem sloeg. Tenslotte opende zij haar lippen en sprak: Mijn ogen worden verduisterd, maar het andere licht daagt op in '''[83]''' mijn ziel. Ja, ik zie het. Hoor Irtha en wees blij met mij. In de tijden, dat Atland verzonken is, stond de eerste spaak van het jol in top. Daarna is zij gedaald en daarmee onze vrijheid. Als het twee spaken of twee duizend jaren naar omlaag heeft gewenteld, zullen de zoons opstaan, die de vorsten en priesters in ontucht bij het volk hebben verwekt en tegen hun vaders getuigen. Die allen zullen door moord bezwijken, maar wat zij hebben verkondigd, zal duurzaam blijven en vruchtbaar worden in de boezem van krachtige naturen, zoals goede zaden, die neergelegd worden in uw schoot. Nog duizend jaren zal de spaak dalen en al maar neerzijgen in de duisternis en in het bloed, dat over U werd uitgestort door de lagen der vorsten en priesters. Daarna zal het morgenrood weer beginnen te gloren. Dit ziende zullen de valse vorsten en priesters allen tezamen tegen de vrijheid vechten en worstelen, maar vrijheid, liefde en eendracht zullen het volk in haar hoede nemen en met het jol uit de vuile poel rijzen. Het licht, dat eerst alleen maar gloorde, zal dan van lieverlee een vlam worden. Het bloed der bozen zal over uw lichaam stromen, maar gij moogt het niet tot U nemen. Ten laatste zal het vergiftige gedierte daarop azen en daarvan sterven. Alle boze geschiedenissen, die verzonnen zijn om de vorsten en priesters te roemen, zullen aan de vlam worden geofferd. Voortaan zullen al uw kinderen in vrede leven. Toen zij uitgesproken had, zeeg zij neer. Maar de Magy, die haar niet goed verstaan had, schreeuwde: ik heb U gevraagd of ik meester zou worden over alle landen en volken van Frya, en nu hebt ge tot een ander gesproken! Frana richtte zich nogmaals op, zag hem strak aan en sprak: eer zeven etmalen om zijn, zal Uw ziel met de nachtvogels bij de graven rondwaren en Uw lijk zal liggen op de bodem van de zee. Heel goed, zeide de Magy met verkropte woede, zeg maar dat ik kom. Vervolgens zeide hij aan één zijner gerechtsdienaars: gooi dat wijf overboord. Zo was het einde van de laatste Moeder. Wij willen daarover geen wraak roepen, die zal de tijd wel nemen, maar duizendwerf, duizendmaal willen wij Frya naroepen: waak! waak! waak!
    '''a. Frana’s Waarzegging'''  


    ==Ottema 1876==
    '''[[082|82.01 [082]]]''' Twee jaar later<ref>Twee jaar nadat de Denemarken waren ingelijfd door de Mágí.</ref> kwam de Mágí zelf met een vloot van lichte vaartuigen om de Moeder van Texland te ontvoeren en de Lamp te roven. Deze schanddaad bedreef hij in een stormachtige winternacht, terwijl de wind loeide en hagel de ramen geselde. De uitkijk meende iets te horen en stak zijn bel aan, maar toen het licht vanuit de toren op het terrein viel, zag hij dat er al veel gewapende mannen over de burgwal waren gekomen. Hij luidde onmiddelijk de noodklok, maar het was te laat. Voor de verdediging gereed was stonden er wel tweeduizend man voor de poort, die werd geramd. Het werd dus een korte  strijd en doordat onze manschappen niet goed voorbereid waren, kwamen ze allemaal om.  
    '''[/113]''' Twee jaren daarna kwam de Magy zelf met eene vloot van lichte booten om de Moeder van Texland en de lamp te rooven. Deze booze daad bestond hij bij nacht in den winter bij stormweder, terwijl de wind gierde en de hagel tegen de vensters kletterde. De torenwachter, die meende, dat hij wat hoorde, ontstak zijne toorts. Zoodra als het licht van den toren op het ronddeel neder viel, zag hij dat reeds vele gewapende mannen over de burgtwal waren. Nu ging hij om de klok te luiden, doch het was te laat. Eer de wacht gereed was, waren reeds twee duizend in de weer om de poort te rammeijen. De strijd duurde daarom kort, '''[115]''' want omdat de krijgslieden geene goede wacht gehouden hadden, kwamen allen om. Terwijl iedereen druk aan het vechten was, was er een leelijke Fin in de fleete of het slaapvertrek van de Moeder binnen geslopen, en wilde haar geweld aandoen. De Moeder weerde hem af, dat hij ruggelings tegen de wand tuimelde. Toen hij weder op de ‘been was, stak hij haar zijn zwaard in de buik, zeggende: wilt gij mijne roede niet, zoo zult gij mijn zwaard hebben. Achter hem kwam een zeeman van de Denemarken, deze nam zijn zwaard en kloofde den Fin den kop. Daaruit stroomde zwart bloed en daarboven zweefde eene blaauwe vlam.


    De Mâgy liet de Moeder op zijn schip verplegen. Toen zij nu zoo verre hersteld en beter was, dat zij helder spreken konde, zeide de Magy, dat zij met hem mede varen moest, doch dat zij hare lamp en hare maagden zoude behouden, dat zij een staat zoude voeren, zoo hoog als zij nooit te voren gekend had. Voorts zeide hij, dat hij haar vragen zoude in tegenwoordigheid van zijne voornaamsten, of hij meester zoude worden over alle landen en volken van Frya. Hij zeide dat zij dit bevestigen en verzekeren moest, anders zoude hij haar onder vele smarten laten sterven. Toen hij daarna alle zijne voornaamsten om haar leger vergaderd had, vroeg hij luide: Frana, vermits ge helderziende zijt, moet gij mij eens zeggen of ik meester zal worden over alle landen en volken van Frya. Frana deed, als sloeg zij geen acht op hem. Ten langen laatste opende zij hare lippen, en sprak: Mijne oogen worden verduisterd, doch het andere licht daagt op in mijne ziel. Ja, ik zie het. Hoor Irtha, en wees blijde met mij. In de tijden, dat Atland verzonken is, stond de eerste spaak van het Juul in top. Daarna is zij nedergegaan en onze vrijheid met haar. Als het twee spaken of twee duizend jaren nedergewenteld heeft, zullen de zonen opstaan, die de vorsten en priesteren in ontucht bij het volk geteeld hebben, en tegen hunne vaderen getuigen. Die allen zullen door moord bezwijken; maar wat zij verkondigd hebben, zal voortdurend '''[117]''' blijven en vruchtbaar worden in den boezem der kloeke menschen, gelijk goede zaden die neergelegd worden in uwen schoot. Nog duizend jaren zal de spaak naar beneden dalen en al meer neder zijgen in de duisternis en in het bloed over u uitgestort door de lagen der vorsten en priesteren. Daarna zal het morgenrood weder aanvangen te gloren. Dit ziende zullen de valsche vorsten en priesters allen te zamen tegen de vrijheid kampen en worstelen; maar vrijheid, liefde en eendracht zullen het volk in hare hoede nemen, en met het juul uit de vuile poel rijzen. Het licht, dat eerst alleen gloorde, zal dan van lieverlede tot eene vlam worden. Het bloed der boozen zal over uw ligchaam stroomen, maar gij moogt het niet tot u nemen. Ten laatste zal het vergiftige gedierte daarop azen en daarvan sterven. Alle vuile geschiedenissen, die verzonnen zijn om de vorsten en priesteren te roemen, zullen aan de vlam geofferd worden. Voortaan zullen alle uwe kinderen in vrede leven. Toen zij uitgesproken had, zeeg zij neder. Maar de Magy, die haar niet wel verstaan had, schreeuwde: ik heb u gevraagd of ik meester zoude worden over alle landen en volken van Frya, en nu hebt gij tot een ander gesproken. Frana richtte zich weder op, zag hem strak aan en sprak: eer zeven etmalen om zijn, zal uwe ziel met de nachtvogels bij de graven rond waren, en uw lijk zal liggen op den bodem van dezee. Heel goed, zeide de Magy met verkropte woede, zeg maar dat ik kom. Vervolgens zeide hij tot zijn gerigtsdienaars: werpt dat wijf over scheepsboord. Zoo was het einde van de laatste der Moeders. Wraak willen wij daarover niet roepen, die zal de tijd nemen. Maar duizendwerf duizendmaal willen wij Frya naroepen: waak! waak! waak!
    Terwijl iedereen opging in het krijgsgewoel, was een vuile Fin de slaapkamer van de Moeder binnengeslopen en wilde haar schenden. Maar zij weerde hem zo krachtig af, dat hij achterwaarts tegen de wand smakte. Toen hij weer op de been was, stak hij zijn zwaard in haar buik en zei: “Wil je mijn knuppel niet, dan krijg je mijn zwaard.


    ==Noten==
    Achter hem verscheen een schipper uit de Denemarken. Die nam zijn zwaard en spleet het hoofd van de Fin. Daaruit vloeide zwart bloed, waarboven een blauwe vlam zweefde. De Mágí liet de Moeder op '''[[083|[083]]]''' zijn schip verplegen.
     
    Toen ze genoeg hersteld was om bijna te kunnen spreken, zei de Mágí dat hij haar mee zou nemen, maar dat ze haar Lamp en Famen zou behouden en dat ze een hoger aanzien zou krijgen dan ze ooit had gehad. Ook zei hij dat hij haar in aanwezigheid van zijn vorsten zou vragen, of hij meester zou worden over alle Frijas landen en volken. Hij voegde daaraan toe dat als ze dat niet zou bevestigen en beloven, hij haar een zeer pijnlijke dood zou laten sterven.
     
    Toen hij daarna al zijn vorsten om haar ligplaats verzameld had, vroeg hij luid: “Frana, omdat u helderziend bent, wil ik dat u me zegt, of ik meester zal worden over alle landen en volken van Frija!” Frana deed alsof ze hem niet hoorde of zag.
     
    Maar uiteindelijk opende ze haar lippen en sprak:
     
    :Mijn ogen worden verduisterd, maar het andere licht daagt op in mijn ziel...
     
    :Ja! Ik zie het... Hoort, Aarde, en deelt in mijn vreugde!
     
    :Ten tijde van Aldland’s ondergang, stond de eerste spaak van het Joel op haar hoogste punt. Daarna is ze gaan afdalen en onze vrijheid volgde haar.
    :
    :Als er twee spaken, of tweeduizend jaar, zijn verlopen, dan zullen de zonen, die de vorsten en priesters in overspel bij het volk hebben geteeld, opstaan en tegen hun verwekkers getuigen. Zij allen zullen door moord bezwijken.
     
    :Maar wat zij hebben verklaard zal beklijven en vruchtbaar blijken in de '''[[084|[084]]]''' harten van kloeke mensen, zoals goede zaden die in uw schoot werden gelegd.
     
    :Nog duizend jaar zal de spaak dan nedergaan en al meer verzinken in duisternis en bloed, over u uitgestort door de belagers der vorsten en priesters. Daarna zal het morgenrood weer beginnen te gloren. Wanneer de valse vorsten en priesters dat zien, zullen ze samen de strijd aangaan met vrijheid. Maar vrijheid, liefde en eendracht zullen het volk in bescherming nemen en met het Joel rijzen uit de duistere poel van vuil en bloed. Het licht dat eerst slechts gloorde, zal dan van van een gloeiende tot een laaiende vlam worden. Dan zal het bloed van de slechten over uw lijf stromen, maar u mag dat niet tot zich nemen!
     
    :Want uiteindelijk zullen de giftige dieren daarop azen en eraan sterven.
     
    :Alle schijngeschiedenissen, die verzonnen zijn om de vorsten en priesters te prijzen, zullen aan vlammen worden gevoerd. Daarna zullen al uw kinderen in vrede leven.
     
    Toen ze was uitgesproken, stortte ze in.
     
    Maar de Mágí, die haar niet goed begrepen had, brulde: “Ik heb je gevraagd of ik meester zou worden over alle landen en volken van Frija en nu heb je iemand anders toegesproken!”
     
    Frana kwam weer overeind, keek hem onbewogen aan en sprak:
     
    :Binnen zeven etmalen zal '''[[085|[085]]]''' je ziel met de vleermuizen rond de graven dwalen en je lijk zal op de bodem van de zee liggen.
     
    “Geen probleem,” zei de Mágí met verborgen woede, “zeg maar dat ik eraan kom”, en tegen één van zijn knechten: “Gooi dat mens overboord.”
     
    Aldus was het einde van de laatste Moeder.<ref>In latere teksten komen nog de Volksmoeders Gosa Makonta ([[NL117.20 Eremoeder|'''117.20''']], [[NL118.32 Vloot|'''118.32''']] en [[EN157.32 Gosa|'''157.32''']]) en Prontlik ([[NL205.01 Askar|'''205.01''']] t/m '''[[NL208.17 Verdeeld|208.17]]''') voor.</ref>
     
    Tot wraak roepen wij niet op. Die zal Tijd nemen. Maar duizendwerf duizendmaal roepen wij Frija na:
     
    :''Waak! Waak! Waak!''
     
    ===Noten===
    <references />
    <references />
    {{Hoofdstuk Navigatie|normal=NL085.12 Medeasblik|back=NL079.11 Denen}}
    =={{Titel andere talen}}==
    <span>
    :<div class="emoji flag de"></div> '''[[DE082.01 Frana]]'''
    :<div class="emoji flag uk"></div> '''[[EN082.01 Frana]]'''
    :<div class="emoji flag es"></div> '''[[ES082.01 Frana]]'''
    :<div class="emoji flag fs"></div> '''[[FS082.01 FRÁNA|FS082.01 <span class="fryas">FRÁNA</span>]]'''
    :<div class="emoji flag no"></div> '''[[NO082.01 Frana]]'''</span>


    =={{Ander NL}}==
    Hoofdstukken M, N en O: [[MNO Ottema|Ottema 1876]] | [[MNO Overwijn|Overwijn 1951]]
    [[Category:Nederlandse Vertalingen]]
    [[Category:Nederlandse Vertalingen]]
    __FORCETOC__
    {{DEFAULTSORT:^N. Op Alle Burgen 3^}}
    {{DEFAULTSORT:^Hk 11 Op Alle Burchten 2^}}
    {{Hoofdstuk Navigatie|normal=Nl 11c De Magiër}}

    Latest revision as of 09:08, 31 March 2025

    Ontwerp 2025 Ott

    N. Op Alle Burgen 3

    2. Frana en de Mágí

    a. Frana’s Waarzegging

    82.01 [082] Twee jaar later[1] kwam de Mágí zelf met een vloot van lichte vaartuigen om de Moeder van Texland te ontvoeren en de Lamp te roven. Deze schanddaad bedreef hij in een stormachtige winternacht, terwijl de wind loeide en hagel de ramen geselde. De uitkijk meende iets te horen en stak zijn bel aan, maar toen het licht vanuit de toren op het terrein viel, zag hij dat er al veel gewapende mannen over de burgwal waren gekomen. Hij luidde onmiddelijk de noodklok, maar het was te laat. Voor de verdediging gereed was stonden er wel tweeduizend man voor de poort, die werd geramd. Het werd dus een korte strijd en doordat onze manschappen niet goed voorbereid waren, kwamen ze allemaal om.

    Terwijl iedereen opging in het krijgsgewoel, was een vuile Fin de slaapkamer van de Moeder binnengeslopen en wilde haar schenden. Maar zij weerde hem zo krachtig af, dat hij achterwaarts tegen de wand smakte. Toen hij weer op de been was, stak hij zijn zwaard in haar buik en zei: “Wil je mijn knuppel niet, dan krijg je mijn zwaard.”

    Achter hem verscheen een schipper uit de Denemarken. Die nam zijn zwaard en spleet het hoofd van de Fin. Daaruit vloeide zwart bloed, waarboven een blauwe vlam zweefde. De Mágí liet de Moeder op [083] zijn schip verplegen.

    Toen ze genoeg hersteld was om bijna te kunnen spreken, zei de Mágí dat hij haar mee zou nemen, maar dat ze haar Lamp en Famen zou behouden en dat ze een hoger aanzien zou krijgen dan ze ooit had gehad. Ook zei hij dat hij haar in aanwezigheid van zijn vorsten zou vragen, of hij meester zou worden over alle Frijas landen en volken. Hij voegde daaraan toe dat als ze dat niet zou bevestigen en beloven, hij haar een zeer pijnlijke dood zou laten sterven.

    Toen hij daarna al zijn vorsten om haar ligplaats verzameld had, vroeg hij luid: “Frana, omdat u helderziend bent, wil ik dat u me zegt, of ik meester zal worden over alle landen en volken van Frija!” Frana deed alsof ze hem niet hoorde of zag.

    Maar uiteindelijk opende ze haar lippen en sprak:

    Mijn ogen worden verduisterd, maar het andere licht daagt op in mijn ziel...
    Ja! Ik zie het... Hoort, Aarde, en deelt in mijn vreugde!
    Ten tijde van Aldland’s ondergang, stond de eerste spaak van het Joel op haar hoogste punt. Daarna is ze gaan afdalen en onze vrijheid volgde haar.
    Als er twee spaken, of tweeduizend jaar, zijn verlopen, dan zullen de zonen, die de vorsten en priesters in overspel bij het volk hebben geteeld, opstaan en tegen hun verwekkers getuigen. Zij allen zullen door moord bezwijken.
    Maar wat zij hebben verklaard zal beklijven en vruchtbaar blijken in de [084] harten van kloeke mensen, zoals goede zaden die in uw schoot werden gelegd.
    Nog duizend jaar zal de spaak dan nedergaan en al meer verzinken in duisternis en bloed, over u uitgestort door de belagers der vorsten en priesters. Daarna zal het morgenrood weer beginnen te gloren. Wanneer de valse vorsten en priesters dat zien, zullen ze samen de strijd aangaan met vrijheid. Maar vrijheid, liefde en eendracht zullen het volk in bescherming nemen en met het Joel rijzen uit de duistere poel van vuil en bloed. Het licht dat eerst slechts gloorde, zal dan van van een gloeiende tot een laaiende vlam worden. Dan zal het bloed van de slechten over uw lijf stromen, maar u mag dat niet tot zich nemen!
    Want uiteindelijk zullen de giftige dieren daarop azen en eraan sterven.
    Alle schijngeschiedenissen, die verzonnen zijn om de vorsten en priesters te prijzen, zullen aan vlammen worden gevoerd. Daarna zullen al uw kinderen in vrede leven.

    Toen ze was uitgesproken, stortte ze in.

    Maar de Mágí, die haar niet goed begrepen had, brulde: “Ik heb je gevraagd of ik meester zou worden over alle landen en volken van Frija en nu heb je iemand anders toegesproken!”

    Frana kwam weer overeind, keek hem onbewogen aan en sprak:

    Binnen zeven etmalen zal [085] je ziel met de vleermuizen rond de graven dwalen en je lijk zal op de bodem van de zee liggen.

    “Geen probleem,” zei de Mágí met verborgen woede, “zeg maar dat ik eraan kom”, en tegen één van zijn knechten: “Gooi dat mens overboord.”

    Aldus was het einde van de laatste Moeder.[2]

    Tot wraak roepen wij niet op. Die zal Tijd nemen. Maar duizendwerf duizendmaal roepen wij Frija na:

    Waak! Waak! Waak!

    Noten

    1. Twee jaar nadat de Denemarken waren ingelijfd door de Mágí.
    2. In latere teksten komen nog de Volksmoeders Gosa Makonta (117.20, 118.32 en 157.32) en Prontlik (205.01 t/m 208.17) voor.

    Navigeer

    NL079.11 Denen ᐊ vorig/volgend ᐅ NL085.12 Medeasblik


    In andere talen

    DE082.01 Frana
    EN082.01 Frana
    ES082.01 Frana
    FS082.01 FRÁNA
    NO082.01 Frana

    Andere Nederlandse vertalingen

    Hoofdstukken M, N en O: Ottema 1876 | Overwijn 1951