NL118.32 Vloot
Ontwerp 2025 Ott
S. Frethorik
2. Friso’s Vloot Legt Aan
118.32 Nu zal ik beschrijven hoe de Geertmannen en vele Helenia-volgers terugkwamen.[1]
[119] Twee jaar nadat Gosa Volksmoeder was geworden, voer een vloot het Fliemeer in. Het scheepsvolk riep: “Hoe’n zegen (Hoezee)!” Ze voeren door naar Staveren, waar zij het nog eens riepen. De vlaggen waren gehesen en des nachts schoten zij vuurpijlen in de lucht. In het ochtendgloren roeiden er enkelen met een schuit de haven in. Zij riepen weer: “Hoe’n zegen!”
Toen zij landden, sprong een jongkerel de wal op. In zijn handen had hij een schild waarop brood en zout lag. Na hem kwam een oudere man, die zei: “Wij komen van de verre Kreeklanden, om onze zeden te kunnen bewaren.[2] Nu wensen wij, dat u zo mild wilt wezen, om ons zoveel land te geven dat wij daarop kunnen wonen.” Hij vertelde een hele geschiedenis, die ik hierna zal schrijven.
De Greven wisten niet wat te doen. Ze zonden overal boden heen, ook naar mij (Frethorik Oera Linda). Ik ging erheen en zei: “Nu wij een Volksmoeder hebben, zouden wij haar raad moeten vragen.” Ikzelf ging mee. De Moeder, die alles al wist, zei: “Laat ze komen, dan kunnen zij ons land helpen behouden. Maar laat hen niet allemaal op één plek blijven, opdat zij ons niet overmeesteren.” Wij deden zoals zij gezegd had. Dat was geheel naar hun wens.
Friso bleef met zijn lieden te Staveren, dat zij weer [120] tot een zeestad maakten, zo goed zij konden. Wichhirte ging met zijn lieden oostwaarts naar de Eemsmond. Sommige Joniërs, die meenden af te stammen van het volk van Alderga, gingen daarheen. Een klein deel, dat meende dat hun voorouders van de Zeven Eilanden kwamen, vestigden zich binnen de ringdijk van de burg Walhallagara.
Noten
NL117.20 Eremoeder ᐊ vorig/volgend ᐅ NL120.10 Alexander
Aangepaste volgorde:
NL130.21 Noordland ᐊ vorig/volgend ᐅ NL143.01 Sloten
In andere talen
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstukken S1 en S2: Ottema 1876 | Overwijn 1951