NL015.01 Burgwetten: Difference between revisions

    From Oera Linda Wiki
    (add nl 3a)
     
     
    (39 intermediate revisions by the same user not shown)
    Line 1: Line 1:
    ==Ott werkversie==
    =={{Versie_Ott}}==
    '''3. Wetten en Rechten'''
    '''E. Wetten'''


    '''3a. Burchtwetten'''
    '''Burgwetten'''


    '''[015]'''  
    '''[[015|15.01 [015]]]''' Dit zijn de wetten die betrekking hebben op de burgen.


    ==Overwijn 1951==
    1. Wanneer ergens een burg is gebouwd, moet de Lamp daarvan zijn opgestoken aan de eerste Lamp te Texland en dat mag nooit anders dan door de Moeder worden gedaan.


    '''[/17]''' Dit zijn de wetten, die tot de burchten behoren.
    2. Elke Moeder kiest haar eigen Famen. Zo ook zij die op de andere burgen als Burgfaam of -moeder dienen.


    1. Indien ergens een burcht is gebouwd, dan moet de lamp daarvan aan de eerste lamp te Texland aangestoken worden, doch dat mag nooit anders dan door de Moeder geschieden.
    3. De Moeder op Texland mag haar opvolgster kiezen, maar als ze voordien sterft, moet er iemand worden verkozen op de Gemeenschapsraad waarin alle gezamenlijke staten vertegenwoordigd zijn.


    2. Elke Moeder zal haar eigen maagden kiezen. Eveneens die, welke op andere burchten moeder zijn.
    4. De Moeder op Texland mag eenentwintig Famen en zeven handwerksters hebben,<ref>‘handwerksters’ (<span class="fryas">SPILLE MAN<span class="sep">'</span>GÉRTA</span>) — of: ‘spil-/ spindel-/ spoel-/ spin-/ klos-/ weef- (enz.) -meisjes’.</ref> opdat er altijd zeven bij de Lamp kunnen waken, dag en nacht. Bij de Famen die op de andere burgen als Moeder dienen, evenzoveel.


    3. De Moeder te Texland mag haar opvolgster kiezen, doch indien zij sterft voordat zij dat gedaan heeft, dan moet die gekozen worden op een algemene vergadering bij raad van alle states tezamen.
    5. Wanneer een Faam wil trouwen, moet zij dat de Moeder melden en terstond haar functie neerleggen, vóór ze met haar tochtige adem het licht van de Lamp vervuilt.


    4. De Moeder op Texland mag een en twintig maagden hebben en zeven spinmeisjes, opdat er altijd zeven bij de lamp mogen waken overdag en ’s nachts. Bij de maagden die op andere burchten als moeder dienen, evenveel.
    6. Aan de Moeder en elke Burgfaam zal men toevoegen eenentwintig Burgheren, zeven oude wijzen, zeven oud-strijders en zeven oud-zeevaarders.


    5. Als een maagd wil huwen, moet zij dat aan de Moeder berichten en op staande voet tot de mensen terugkeren, eer zij met haar zwoele adem het licht verontreinigt. '''[19]'''
    '''[[016|[016]]]''' 7. Daarvan zullen er elk jaar drie van elke zeven naar huis terugkeren, die niet mogen worden opgevolgd door een familielid binnen de vierde graad.


    6. Aan de Moeder en aan iedere burchtmaagd zal men toevoegen: een en twintig burchtheren, zeven bejaarde wijzen, zeven oud-soldaten en zeven oud-zeesoldaten (mariniers).
    8. Elk mag driehonderd jonge burgweermannen hebben.


    7. Daarvan zullen elk jaar naar huis keren drie van elk zevental, maar zij mogen niet opgevolgd worden door hun nabestaanden, nader dan het vierde lid.
    9. Voor deze diensten zullen zij Frija’s Tex en de wetten leren; van de wijze mannen de wijsheid; van de oud-strijders de kunst van het oorlogvoeren en van de zeevaarders de noodzakelijke kunsten van de zeevaart.


    8. Ieder mag drie honderd jonge burchtverdedigers hebben.
    10. Van deze weermannen zullen er jaarlijks honderd terugkeren. Maar als iemand van hen invalide is geworden, mag hij zijn leven lang op de burg blijven.


    9. Voor deze diensten zullen zij Frya’s tekst leren en de wetten, van de wijze mannen de wijsheid, van de oud-aanvoerders de kunst van de oorlog en van de vlootvoogden de kundigheden, die bij het uitvaren nodig zijn.
    11. Bij het kiezen van de weermannen mag niemand van de burg meestemmen, noch de Grevetmannen of andere hoofdmannen, maar alleen het gewone volk.


    10. Van deze verdedigers zullen jaarlijks honderd naar huis gaan, maar zijn er sommige verminkt, dan mogen zij op de burchten blijven hun hele leven lang.
    12. De Moeder op Texland krijgt driemaal zeven flinke bodes met driemaal twaalf snelle paarden. Op de andere burgen krijgt elke Burgfaam drie bodes met zeven paarden.


    11. Bij het kiezen van de verdedigers mag niemand van de burcht een stem hebben, noch de Grevetmannen, noch andere opperhoofden, maar enkel en alleen het volk.
    13. Ook zal iedere burg vijftig bouwers hebben, gekozen door het volk. Maar hiervoor komen alleen zij in aanmerking die niet vaardig en sterk genoeg zijn voor weerdienst of zeevaart.


    12. De Moeder te Texland zal men geven driemaal zeven flinke boodschappers, met driemaal twaalf rappe paarden. Op de andere burchten aan elke burchtvrouwe drie boodschappers met zeven paarden.
    '''[[017|[017]]]''' 14. Iedere burg moet in haar eigen behoeftes kunnen voorzien met het land dat binnen het ronddeel ligt en van haar aandeel in het marktgeld.


    13. Ook zal iedere burcht hebben: vijftig landbouwers, door het volk verkozen, maar daartoe mag men slechts dezulken aanwijzen, die niet geschikt en sterk voor de krijgsdienst, noch voor buitenvaarder zijn.
    15. Als iemand die verkozen is om op een burg te dienen weigert, dan zal hij naderhand nooit Burgheer kunnen worden en dus nooit kunnen stemmen. Was hij al burgheer, dan zal hij die eer verliezen.


    14. Iedere burcht moet in zijn eigen onderhoud voorzien en zich
    16. Wanneer iemand raad wil vragen aan de Moeder of aan een Burgfaam, dan moet hij zich melden bij de schrijver. Die brengt hem bij de Burgmeester en vervolgens moet hij naar de ''leetsa'', dat is de heelmeester, die moet vaststellen dat hij niet bezeten is door kwade driften. Als hij is goedgekeurd, legt hij zijn wapens af en brengen zeven weermannen hem bij de Moeder.
    bedruipen van zijn eigen ronddeel en van het deel, dat hij van het
    marktgeld ontvangt.


    15. Is er iemand gekozen, om op de burchten te dienen en wil hij niet, dan mag hij nooit meet burchtheer worden, en dus nooit een stem hebben. Is hij reeds burchtheer, dan zal hij die eer verliezen.
    17. Betreft de zaak één staat, dan moeten er minstens drie bodes komen. Betreft het heel Frijasland, dan moeten er nog driemaal zeven getuigen bij wezen, om te voorkomen dat er argwaan rijst of streken worden uitgehaald.


    16. Indien iemand raad begeert van de Moeder, of van een burchtvrouwe, dan moet hij zich melden bij de schrijver. Deze brengt hem naar de heelmeester, die moet zien of hij ook behept is met kwade smetten. Is hij goedgekeurd, dan ontdoet hij zich van zijn wapens en zeven krijgslieden brengen hem bij de Moeder.
    18. Bij alle zaken moet de Moeder ervoor zorgen en ertoe aansporen dat de rijkdom van haar kinderen, dat is: van Frija’s volk, zo gelijkmatig mogelijk verdeeld blijft.<ref>‘dat de rijkdom ... verdeeld blijft’ — vergelijk [[NL136.08 Jesus|136.08]] “een zo gelijk mogelijk deel ... van welvaart en genot”.</ref> Dat is haar belangrijkste missie en het is die van ons allen om daaraan mee te werken.


    17. Gaat de zaak over één state, dan mogen er niet minder dan drie boden komen. Betreft zij het hele Fryasland, dan moeten er nog driemaal zeven getuigen bij zijn. Dus, dat er geen kwade vermoedens mogen rijzen, noch bedrog gepleegd worde.
    '''[[018|[018]]]''' 19. Heeft men haar verzocht zich uit te spreken over een rechtzaak tussen een Grevetman en de gemeente, en beoordeelt ze de zaak als twijfelachtig, dan moet ze oordelen ten bate van de gemeenschap, opdat de vrede terugkeert en omdat het beter is dat één man onrecht wordt gedaan, dan velen.


    18. Bij alle zaken moet de Moeder ervoor zorgen en hoeden, dat haar kinderen,dat is Frya’s volk, op een zo gelijk mogelijk welvaartspeil blijven, als maar kan. Dat is de grootste van haar plichten en de onze is het om haar daarin te helpen. '''[21]'''
    20. Komt iemand raad vragen die de Moeder kan geven, dan dient ze dat terstond te doen. Kan ze dat niet direct, dan mag ze zeven dagen laten wachten. Weet ze daarna nog geen raad, dan kan men vertrekken, zonder zich te beklagen, omdat geen advies beter is dan slecht advies.


    19. Heeft men haar bij een gerechtelijke zaak ingeroepen om uitspraak te doen tussen een Grevetman en de gemeente en vindt zij de zaak twijfelachtig, dan moet zij ten bate van de gemeente spreken, opdat er vrede kome, en omdat het beter is dat aan één man onrecht wordt gedaan dan aan velen.
    21. Heeft een Moeder slecht advies gegeven uit kwade wil, dan moet men haar doden of uit het land verdrijven, spiernaakt en zonder bezittingen.


    20. Komt iemand om raad en weet de Moeder raad, dan behoort zij die terstond te geven. Weet zij terstond geen raad, dan mag zij zeven dagen laten wachten. Weet zij dan nog geen raad, dan kan men heengaan en mag men zich niet beklagen, omdat géén raad beter is dan een verkeerde raad.
    22. Zijn haar Burgheren medeplichtig, dan krijgen ze dezelfde behandeling.


    21. Heeft een Moeder raad gegeven uit kwaadwilligheid, dan moet men haar doden, of uit het land drijven, geheel naakt en bloot.
    23. Is haar schuld twijfelachtig of slechts een vermoeden, dan moet men daarover dingen en spreken, zo nodig eenentwintig weken lang. Stemt daarna de helft ‘schuldig’, dan houdt men haar voor onschuldig. Bij tweederde wacht men nog een heel jaar. Stemt men dan evenzo, dan kan men haar voor schuldig houden, maar niet doden.


    22. Zijn haar burchtheren medeplichtig, dan doet men eveneens met hen.
    '''[[019|[019]]]''' 24. Indien er onder het derde deel sommigen zijn die zo overtuigd zijn van haar onschuld, dat ze haar volgen willen, dan mogen ze dat doen met al hun drijvende en tilbare goederen. En iedereen dient dat te respecteren, omdat de meerderheid zich even licht kan vergissen als de minderheid.


    23. Is haar schuld twijfelachtig of bloot vermoeden, dan moet men hierover beraadslagen en spreken, zonodig een en twintig weken lang. Stemt de helft voor: schuldig, dan houde men haar voor onschuldig. Twee derde, zo wacht men nog een vol jaar. Stemt men dan ook nog zo, dan mag men haar voor schuldig houden, maar niet doden.
    ===Noten===
     
    24. Indien er onder het derde deel zijn, die haar voor zó onschuldig houden, dat zij haar willen volgen, dan kunnen zij dat doen met al hun drijvende en tilbare have en niemand behoort hen daarom te minachten, aangezien de meerderheid evengoed kan dwalen als de minderheid.
     
    ==Ottema 1876==
    '''[/25]''' Dit zijn de wetten die tot de burgten behooren.
     
    1. Zoo wanneer ergens eene burgt gebouwd is, dan moet de lamp van deze aan de eerste lamp te Texland aangestoken worden, doch dat mag nimmer anders dan door de Moeder geschieden.
     
    2. Elke Moeder zal hare eigene maagden kiezen. Eveneens die welke op andere burgten moeder zijn.
     
    3. De Moeder te Texland mag hare opvolgster kiezen, doch bijaldien zij sterft voor dat zij het gedaan heeft, dan moet die gekozen worden op eene algemeene vergadering bij raad van alle staten te zamen.
     
    4. De Moeder op Texland mag eenentwintig maagden hebben en zeven spinmeisjes, opdat er altijd zeven bij de lamp mogen waken des daags en des nachts. Bij de maagden die op de andere burgten als moeder dienen, even zoo vele.
     
    5. Bijaldien eene maagd iemand huwen wil, zoo moet zij dat aan de Moeder berichten, en op staande voet tot de menschen terugkeeren, eer zij met haar tochtige adem het licht verontreinigt.
     
    6. Aan de Moeder en aan iedere burgtmaagd zal men toevoegen eenentwintig burgtheeren, zeven bejaarde wijzen, zeven bejaarde krijgslieden en zeven oude zeestrijders. '''[27]'''
     
    7. Daarvan zullen alle jaren naar huis keeren drie van elk zevental, maar zij mogen niet opgevolgd worden door hunne nabestaanden, nader dan het vierde lid.
     
    8. Ieder mag drie honderd jonge burgtverdedigers hebben.
     
    9. Voor deze diensten zullen zij Fryas tex leeren en de wetten, van de wijze mannen de wijsheid, van de oude heermannen de kunst van den oorlog, en van de zeekoningen de kundigheden die bij het buitenvaren noodig zijn.
     
    10. Van deze verdedigers zullen jaarlijks honderd naar huis keeren; doch zijn er sommigen verlamd geworden, dan mogen zij op de burgten blijven hun geheele leven lang.
     
    11. Bij het kiezen van de verdedigers mag niemand van de burgt eene stem hebben, noch de Grevetmannen, of andere opperhoofden, maar enkel het volk alleen.
     
    12. De Moeder te Texland zal men geven driemaal zeven flinke boden, met driemaal twaalf rappe paarden. Op de andere burgten elke burgtmaagd drie boden met zeven paarden.
     
    13. Ook zal iedere burgt hebben vijftig (land)bouwers, door het volk verkozen, maar daartoe mag men slechts zulken geven, die niet geschikt en sterk voor de krijgsdienst, noch voor buitenvaarders zijn.
     
    14. Iedere burgt moet in haar eigen onderhoud voorzien en geneeren zich van haar eigen ronddeel en van het deel, dat zij van het marktgeld ontvangt.
     
    15. Is er iemand gekozen om op de burgten te dienen en wil hij niet, dan mag hij naderhand geen burgtheer worden, en dus nooit een stem hebben. Is hij reeds burgtheer, dan zal hij die eer verliezen.
     
    16. Bijaldien iemand raad begeert van de Moeder, of van eene burgtmaagd, dan moet hij zich melden bij den schrijver. Deze brengt hem bij den burgtmeester. Vervolgens moet hij naar den leetse, dat is naar den heelmeester, die moet zien of hij ook bezocht is van kwade tochten. Is hij goedgekeurd, '''[29]''' dan ontdoet hij zich van zijne wapenen en zeven krijgslieden brengen hem bij de moeder.
     
    17. Is de zaak over ééne state, dan mogen er niet minder dan drie boden komen. Betreft zij het geheele Friesland, dan moeten er nog driemaal zeven getuigen bij wezen, daarom, omdat er geen kwaad vermoeden oprijzen moge, noch bedrog gepleegd worde.
     
    18. Bij alle zaken moet de Moeder zorgen en hoeden dat hare kinderen, dat is Fryas volk, zoo even rijk blijven, als het wezen kan, dat is de grootste van hare plichten, en ons aller (plicht is het) om haar daar in te helpen.
     
    19. Heeft men haar bij eene gerechtelijke zaak ingeroepen om uitspraak te doen tusschen een Grevetman en de gemeente, en vindt zij de zaak twijfelachtig, zoo moet zij ten bate der gemeente spreken, opdat er vrede kome, en omdat het beter is dat aan één man onrecht gedaan wordt dan aan velen.
     
    20. Komt iemand om raad en weet de Moeder raad, zoo behoort zij terstond dien te geven. Weet zij terstond geen raad, dan mag zij zeven dagen laten wachten. Weet zij dan nog geen raad, dan mogen zij henen gaan en zij mogen zich niet beklagen, omdat geen raad beter is dan een verkeerde raad.
     
    21. Heeft eene Moeder slechte raad gegeven uit kwaadwilligheid, dan moet men haar dooden, of uit het land drijven geheel naakt en bloot.
     
    22. Zijn hare burgtheeren medeplichtig, dan doet men evenzoo met hen.
     
    23. Is hare schuld twijfelachtig of bloot vermoeden, dan moet men hier over beraadslagen en spreken, zoo het noodig is, eenentwintig weken lang. Stemt het half deel schuldig, zoo houde men haar voor onschuldig. Twee derde, zoo wacht men nog een vol jaar. Stemt men dan ook nog zoo, dan mag men haar voor schuldig houden, maar niet dooden. '''[31]'''
     
    24. Bijaldien er onder het derde deel sommigen zijn, die haar voor zoo, onschuldig houden, dat zij haar willen volgen, zoo mogen zij dat doen met al hunne drijvende en tilbare have en niemand behoort hen daarom te minachten, aangezien de meerderheid even goed kan dwalen als de minderheid.
     
    ==Noten==
    <references />
    <references />
    {{Hoofdstuk Navigatie|normal=NL019.08 Gemeenschap|back=NL014.09 Festa}}
    =={{Titel andere talen}}==
    <span>
    :<div class="emoji flag de"></div> '''[[DE015.01 Burggesetze]]'''
    :<div class="emoji flag uk"></div> '''[[EN015.01 Burg]]'''
    :<div class="emoji flag es"></div> '''[[ES015.01 Leyes de Burgo]]'''
    :<div class="emoji flag fs"></div> '''[[FS015.01 BURCHSÉWA|FS015.01 <span class="fryas">BURCHSÉWA</span>]]'''
    :<div class="emoji flag no"></div> '''[[NO015.01 Borgslover]]'''</span>


    =={{Ander NL}}==
    Hoofdstuk E: [[E Ottema|Ottema 1876]] | [[E Overwijn|Overwijn 1951]]
    [[Category:Nederlandse Vertalingen]]
    [[Category:Nederlandse Vertalingen]]
    __FORCETOC__
    {{DEFAULTSORT:^E. Wetten^}}
    {{DEFAULTSORT:^Hk 00 Voorschriften^}}

    Latest revision as of 13:38, 3 November 2024

    Ontwerp 2025 Ott

    E. Wetten

    Burgwetten

    15.01 [015] Dit zijn de wetten die betrekking hebben op de burgen.

    1. Wanneer ergens een burg is gebouwd, moet de Lamp daarvan zijn opgestoken aan de eerste Lamp te Texland en dat mag nooit anders dan door de Moeder worden gedaan.

    2. Elke Moeder kiest haar eigen Famen. Zo ook zij die op de andere burgen als Burgfaam of -moeder dienen.

    3. De Moeder op Texland mag haar opvolgster kiezen, maar als ze voordien sterft, moet er iemand worden verkozen op de Gemeenschapsraad waarin alle gezamenlijke staten vertegenwoordigd zijn.

    4. De Moeder op Texland mag eenentwintig Famen en zeven handwerksters hebben,[1] opdat er altijd zeven bij de Lamp kunnen waken, dag en nacht. Bij de Famen die op de andere burgen als Moeder dienen, evenzoveel.

    5. Wanneer een Faam wil trouwen, moet zij dat de Moeder melden en terstond haar functie neerleggen, vóór ze met haar tochtige adem het licht van de Lamp vervuilt.

    6. Aan de Moeder en elke Burgfaam zal men toevoegen eenentwintig Burgheren, zeven oude wijzen, zeven oud-strijders en zeven oud-zeevaarders.

    [016] 7. Daarvan zullen er elk jaar drie van elke zeven naar huis terugkeren, die niet mogen worden opgevolgd door een familielid binnen de vierde graad.

    8. Elk mag driehonderd jonge burgweermannen hebben.

    9. Voor deze diensten zullen zij Frija’s Tex en de wetten leren; van de wijze mannen de wijsheid; van de oud-strijders de kunst van het oorlogvoeren en van de zeevaarders de noodzakelijke kunsten van de zeevaart.

    10. Van deze weermannen zullen er jaarlijks honderd terugkeren. Maar als iemand van hen invalide is geworden, mag hij zijn leven lang op de burg blijven.

    11. Bij het kiezen van de weermannen mag niemand van de burg meestemmen, noch de Grevetmannen of andere hoofdmannen, maar alleen het gewone volk.

    12. De Moeder op Texland krijgt driemaal zeven flinke bodes met driemaal twaalf snelle paarden. Op de andere burgen krijgt elke Burgfaam drie bodes met zeven paarden.

    13. Ook zal iedere burg vijftig bouwers hebben, gekozen door het volk. Maar hiervoor komen alleen zij in aanmerking die niet vaardig en sterk genoeg zijn voor weerdienst of zeevaart.

    [017] 14. Iedere burg moet in haar eigen behoeftes kunnen voorzien met het land dat binnen het ronddeel ligt en van haar aandeel in het marktgeld.

    15. Als iemand die verkozen is om op een burg te dienen weigert, dan zal hij naderhand nooit Burgheer kunnen worden en dus nooit kunnen stemmen. Was hij al burgheer, dan zal hij die eer verliezen.

    16. Wanneer iemand raad wil vragen aan de Moeder of aan een Burgfaam, dan moet hij zich melden bij de schrijver. Die brengt hem bij de Burgmeester en vervolgens moet hij naar de leetsa, dat is de heelmeester, die moet vaststellen dat hij niet bezeten is door kwade driften. Als hij is goedgekeurd, legt hij zijn wapens af en brengen zeven weermannen hem bij de Moeder.

    17. Betreft de zaak één staat, dan moeten er minstens drie bodes komen. Betreft het heel Frijasland, dan moeten er nog driemaal zeven getuigen bij wezen, om te voorkomen dat er argwaan rijst of streken worden uitgehaald.

    18. Bij alle zaken moet de Moeder ervoor zorgen en ertoe aansporen dat de rijkdom van haar kinderen, dat is: van Frija’s volk, zo gelijkmatig mogelijk verdeeld blijft.[2] Dat is haar belangrijkste missie en het is die van ons allen om daaraan mee te werken.

    [018] 19. Heeft men haar verzocht zich uit te spreken over een rechtzaak tussen een Grevetman en de gemeente, en beoordeelt ze de zaak als twijfelachtig, dan moet ze oordelen ten bate van de gemeenschap, opdat de vrede terugkeert en omdat het beter is dat één man onrecht wordt gedaan, dan velen.

    20. Komt iemand raad vragen die de Moeder kan geven, dan dient ze dat terstond te doen. Kan ze dat niet direct, dan mag ze zeven dagen laten wachten. Weet ze daarna nog geen raad, dan kan men vertrekken, zonder zich te beklagen, omdat geen advies beter is dan slecht advies.

    21. Heeft een Moeder slecht advies gegeven uit kwade wil, dan moet men haar doden of uit het land verdrijven, spiernaakt en zonder bezittingen.

    22. Zijn haar Burgheren medeplichtig, dan krijgen ze dezelfde behandeling.

    23. Is haar schuld twijfelachtig of slechts een vermoeden, dan moet men daarover dingen en spreken, zo nodig eenentwintig weken lang. Stemt daarna de helft ‘schuldig’, dan houdt men haar voor onschuldig. Bij tweederde wacht men nog een heel jaar. Stemt men dan evenzo, dan kan men haar voor schuldig houden, maar niet doden.

    [019] 24. Indien er onder het derde deel sommigen zijn die zo overtuigd zijn van haar onschuld, dat ze haar volgen willen, dan mogen ze dat doen met al hun drijvende en tilbare goederen. En iedereen dient dat te respecteren, omdat de meerderheid zich even licht kan vergissen als de minderheid.

    Noten

    1. ‘handwerksters’ (SPILLE MAN'GÉRTA) — of: ‘spil-/ spindel-/ spoel-/ spin-/ klos-/ weef- (enz.) -meisjes’.
    2. ‘dat de rijkdom ... verdeeld blijft’ — vergelijk 136.08 “een zo gelijk mogelijk deel ... van welvaart en genot”.

    Navigeer

    NL014.09 Festa ᐊ vorig/volgend ᐅ NL019.08 Gemeenschap


    In andere talen

    DE015.01 Burggesetze
    EN015.01 Burg
    ES015.01 Leyes de Burgo
    FS015.01 BURCHSÉWA
    NO015.01 Borgslover

    Andere Nederlandse vertalingen

    Hoofdstuk E: Ottema 1876 | Overwijn 1951