NL130.21 Noordland
Ontwerp 2025 Ott
S. Frethorik
4. Omslag in Noordland
130.21 Dit geschrift over Noordland of Skénland is mij gegeven.
- In de tijd dat ons land verdronk, was ik in Skénland. Daar ging het er zo aan toe:
- Er waren grote meren die vanaf de bodem als een bel omhoogkwamen, waarna ze uiteen spleten. Uit de openingen kwam een materie die leek op gloeiend ijzer. Er waren bergen waar de toppen van afbraken. Deze tuimelden naar beneden en vaagden wouden en dorpen weg. Zelf zag ik hoe een berg [131] van een andere werd losgescheurd. Hij zakte lijnrecht naar beneden. Toen ik later ging kijken was er een meer ontstaan.
- Toen Aarde zich had hersteld, kwam er een legeraanvoerder van Lindasburg met zijn volk en een Faam voorbij. De Faam verkondigde overal dat de Mágí schuldig was aan al het leed dat ons was overkomen. Ze trokken door het hele land en het leger werd steeds groter. De Mágí sloeg op de vlucht. Men vond zijn lijk. Hij had zijn eigen leven genomen.
- Toen werden de Finnen naar één plaats gedreven waar ze mochten blijven leven. Er waren er ook van verbasterd bloed. Die mochten blijven, maar veel van hen gingen met de Finnen mee. De legerleider werd tot koning verkozen. De kerken die heel waren gebleven werden gesloopt. Sindsdien komen de goede noordlieden vaker naar Texland voor raad van de Moeder. We kunnen hen echter niet meer beschouwen als zuiver Frijas.
- In de Denemarken is het zeker net als bij ons gegaan; De zeevaarders, die zichzelf daar trots Zeekampers noemen, zijn op hun schepen gegaan en na het herstel weer teruggekeerd.
- Heil!
Noten
NL127.28 Afscheid ᐊ vorig/volgend ᐅ NL131.26 Repatrianten
Aangepaste volgorde:
NL117.20 Eremoeder ᐊ vorig/volgend ᐅ NL118.32 Vloot
In andere talen
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstukken S4, S5 en T: Ottema 1876 | Overwijn 1951