NL195.01 Voorbereiding
Ontwerp 2025 Ott
Z. Onbekende Opsteller: Tijdperk Askar
Oorlogsvoorbereiding
195.01 [195] (...) daarom wil ik eerst over Zwarte Adel schrijven.
Zwarte Adel was de vierde koning na Friso. In zijn jeugd is hij opgeleid op Texland, vervolgens te Staveren en uiteindelijk heeft hij een reis gemaakt door alle gewesten.
Toen hij 24 jaar was, zorgde zijn vader ervoor dat hij tot Asega-Askar (wetskenner/rechtspreker en eiser) werd gekozen. Toen hij dat eenmaal was, eiste hij stelselmatig in het voordeel van de armen. De rijken, zei hij, doen genoeg onrecht met hun geld. Daarom moeten we oppassen dat de armen zich niet van ons afkeren.
Onder andere daardoor was hij de vriend van de armen en de schrik van de rijken. Het werd zo erg, dat zijn vader hem diep in de ogen keek (omdat hij hem niet langer begreep).
Toen hij na zijn vader’s dood op diens zetel was geklommen, wilde hij evengoed zijn positie als Asega-Askar behouden, zoals de koningen uit het oosten plegen te doen. De rijken wilden dat niet toestaan, maar nu kwam het volk in beweging en de rijken waren blij dat ze heelhuids van de Raad terugkwamen.
Vanaf dat moment hoorde je niemand meer over gelijkberechtiging. Hij strafte de rijken en streelde de armen, met wiens hulp hij alle zaken eiste waarop hij zijn zinnen had gezet.
Koning Askar, zoals hij werd genoemd, was bijna zeven aardvoet lang. Met zijn lengte [196] waren zijn krachten in overeenstemming. Hij had een helder verstand, waarmee hij alles begreep waarover gesproken werd. Maar in zijn daden was geen wijsheid te bespeuren. Bij een mooi gezicht had hij een gladde tong, maar zijn ziel bleek nog zwarter te zijn dan zijn haar.
Toen hij één jaar koning was, verplichtte hij alle knapen in zijn gewest om jaarlijks op het kamp komen, voor een militaire oefening. Aanvankelijk ging dat er speels aan toe, maar uiteindelijk werd het zo ernstig, dat jong en oud overal vandaan kwam vragen om mee te kunnen doen. Toen hij het zover had gebracht, liet hij militaire scholen stichten. De rijken kwamen klagen dat hun kinderen niet meer leerden lezen en schrijven.
Askar trok zich daar niets van aan, maar toen er kort daarna weer een oefening plaatsvond, ging hij op een podium staan en sprak het publiek met luide stem toe: “De rijken zijn bij me geweest om te klagen dat hun knapen niet meer leren lezen en schrijven. Ik ben daar niet op ingegaan, maar hier wil ik mijn mening geven en aan de Gemeenschapsraad voorleggen.” Toen iedereen nieuwsgierig naar hem opzag, ging hij door:
“Naar mijn inzicht kan men vandaag het lezen en schrijven beter overlaten aan de Famen [197] en oude wijzen. Ik wil van onze voorouders geen kwaad spreken. Maar ik wil er wel op wijzen, dat in de tijd die door sommigen zo wordt verheerlijkt, de Burgfamen tweespalt over onze landen hebben gebracht. Het is de Moeders van toen en daarna ook niet gelukt die tweedracht weer uit het land te jagen. Erger nog, terwijl zij zich verloren in gekibbel en haarkloverij over onbelangrijke gebruiken, kwamen de Golen al onze mooie, zuidelijke landen roven.
“Onlangs zijn ze al met onze ontaarde broeders en hun huurlingen de Skelda overgestoken. Er blijft voor ons dus niets over dan de keuze tussen het dragen van juk of zwaard. Willen we vrij wezen en blijven, dan moeten de knapen voorlopig dat lezen en schrijven achterwege laten en in plaats van op de feestweide wip en zwik te spelen, moeten ze oefenen met zwaard en speer.
“Zijn wij op alle onderdelen geoefend en de knapen sterk genoeg om helm en schild te dragen, dan zal ik mij met jullie hulp op de vijand storten. De Golen kunnen dan de nederlagen van hun helpers en huurlingen op onze velden schrijven, met het bloed dat uit hun wonden druipt.
“Hebben we de vijand eenmaal voor ons uit gedreven, dan moeten we daarmee doorgaan tot [198] er geen Golen, Slaven of Tartaren meer te verdrijven zijn van Frija’s erf.”
“Zo is het!” riepen de meesten en de rijken durfden hun mond niet open te doen.
Deze toespraak had hij zeker voorbereid en laten overschrijven, want op dezelfde avond bevonden zich afschriften in wel twintig handen, allemaal gelijkluidend. Vervolgens beval hij de schippers om dubbele voorstevens te laten maken, waarop een wendbare kruisboog kon worden bevestigd. Wie in gebreke bleef, werd beboet. Kon iemand zweren dat hij geen middelen had, dan moesten de rijken uit zijn landstreek het betalen.
Nu zullen we zien waartoe al deze ophef heeft geleid.
Noten
NL189.01 Eretitels ᐊ vorig/volgend ᐅ NL198.19 Bloed
Aangepaste volgorde:
NL162.19 Scholen ᐊ vorig/volgend ᐅ NL198.19 Bloed
In andere talen
- DE195.01 Vorbereitung
- EN195.01 Preparation
- ES195.01 Preparación
- FS195.01 SWARTE ADEL
- NO195.01 Forberedelser
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstuk z: Ottema 1876 | Overwijn 1951