|
|
(17 intermediate revisions by the same user not shown) |
Line 1: |
Line 1: |
| =={{Versie_Ott}}== | | =={{Versie_Ott}}== |
|
| |
|
| '''4f. Minerva''' | | '''F. Geschriften Minno''' |
|
| |
|
| '''[[033|[033/22]]]''' Tweede deel van Minno's geschriften | | '''2.''' '''Minerva, Nijhellenia''' |
|
| |
|
| Toen Nyhellenia, wiens eigen naam Minerva was, stevig in het zadel zat, en de Kreeklanders haar bijna evenzeer lief hadden als ons eigen volk, kwamen er enige prinsen en priesters naar de burcht om te vragen waar haar erfgronden lagen.
| | '''[[033|33.22]]''' Tweede deel van Minno’s geschriften |
|
| |
|
| Hellenia antwoordde:<ref>In deze tekst worden de namen Nyhellenia, Minerva en Hellenia door elkaar gebruikt.</ref> "Mijne erven (''erva'') draag ik in mijn hart, want wat ik geërfd heb is liefde voor wijsheid, rechtvaardigheid en vrijheid. Verlies '''[[034|[034]]]''' ik haar, dan ben ik als de laagste van jouw slaven. Nu geef ik raad voor niets, maar dan zou ik die verkopen."
| | Toen Nijhellenia, wiens eigen naam Minerva was, stevig in het zadel zat, en de Kreeklanders haar bijna evenzeer lief hadden als ons eigen volk, kwamen er enige vorsten en priesters naar de burg om te vragen waar haar erfgronden lagen. |
|
| |
|
| De heren gingen weg en riepen lachend: "Uwe nederige dienaars, wijze Hellenia!" Maar daarmee misten ze hun doel, want het volk dat haar liefhad en haar volgde, nam die naam over, als erenaam. Toen ze inzagen dat hun schot gemist had, luidden ze de noodklok en beweerden dat zij het volk had behekst. Maar ons volk en de goede Kreeklanders konden die laster doeltreffend ontkrachten.
| | Hellenia antwoordde:<ref>In deze tekst worden de namen Nyhellenia, Minerva en Hellenia door elkaar gebruikt.</ref> “Mijne erven (''erva'') draag ik in mijn hart, want wat ik geërfd heb is liefde voor wijsheid, rechtvaardigheid en vrijheid. Verlies '''[[034|[034]]]''' ik haar, dan ben ik als de laagste van jouw slaven. Nu geef ik raad voor niets, maar dan zou ik die verkopen.” |
|
| |
|
| Later kwamen ze weer en vroegen: "Als u dan geen tovenares bent, waartoe dienen dan die eieren die u altijd bij zich heeft?" Minerva antwoordde: "Deze eieren zijn het symbool van Frya's aanbevelingen, waarin onze toekomst en dat van de hele mensheid verborgen ligt. Tijd moet ze uitbroeden en wij moeten oppassen dat ze niet beschadigen."
| | De heren gingen weg en riepen lachend: “Uwe nederige dienaars, wijze Hellenia!” Maar daarmee misten ze hun doel, want het volk dat haar liefhad en haar volgde, nam die naam over, als erenaam. Toen ze inzagen dat hun schot gemist had, luidden ze de noodklok en beweerden dat zij het volk had behekst. Maar ons volk en de goede Kreeklanders konden die laster doeltreffend ontkrachten. |
|
| |
|
| De priesters: "Mooi gezegd. Maar waartoe dient de hond aan uw rechter hand?" Hellenia antwoordde: "Heeft de herder geen hond om zijn schapen samen te houden? Wat de hond is in dienst van de herder, ben ik in Frya's dienst. Ik waak over haar kudde."
| | Later kwamen ze weer en vroegen: “Als u dan geen tovenares bent, waartoe dienen dan die eieren die u altijd bij zich heeft?” Minerva antwoordde: “Deze eieren zijn het symbool van Frija’s aanbevelingen, waarin onze toekomst en dat van de hele mensheid verborgen ligt. Tijd moet ze uitbroeden en wij moeten oppassen dat ze niet beschadigen.” |
|
| |
|
| "Dat klinkt goed," zeiden de priesters, "maar zeg ons: '''[[035|[035]]]''' Wat betekent de uil die altijd boven je hoofd zit? Is dat lichtschuwe dier soms het teken van je helderziendheid?"
| | De priesters: “Mooi gezegd. Maar waartoe dient de hond aan uw rechter hand?” Hellenia antwoordde: “Heeft de herder geen hond om zijn schapen samen te houden? Wat de hond is in dienst van de herder, ben ik in Frija’s dienst. Ik waak over haar kudde.” |
|
| |
|
| "Nee", antwoordde Hellenia. "Hij helpt mij herinneren dat er een soort van mensen ronddoolt over de aarde. Zij wonen net als hij in tempels en holen. Ze scharrelen in het duister, maar niet zoals hij, om ons te verlossen van muizen en andere plagen, maar om listen te beramen waarmee ze andere mensen hun kennis kunnen roven, om ze in hun greep te krijgen, hen tot slaaf te maken en hun bloed te drinken zoals vampiers doen."<ref>Hoewel de oude betekenis van <span class="fryas">VAMPÍR</span> vermoedelijk 'bloedzuiger' was, past het moderne begrip 'vampier' hier beter.</ref>
| | “Dat klinkt goed,” zeiden de priesters, “maar zeg ons: '''[[035|[035]]]''' Wat betekent de uil die altijd boven je hoofd zit? Is dat lichtschuwe dier soms het teken van je helderziendheid?” |
|
| |
|
| Eens kwamen ze met een hele groep mensen. Ze waren getroffen door de pest en zeiden: "We zijn druk bezig met offeren aan de goden opdat zij de pest afweren. Wilt u niet helpen om hun boosheid te stillen? Of heeft u de pest zelf over het land gebracht met uw kunsten?"
| | “Nee”, antwoordde Hellenia. “Hij helpt mij herinneren dat er een soort van mensen ronddoolt over de aarde. Zij wonen net als hij in tempels en holen. Ze scharrelen in het duister, maar niet zoals hij, om ons te verlossen van muizen en andere plagen, maar om listen te beramen waarmee ze andere mensen hun kennis kunnen roven, om ze in hun greep te krijgen, hen tot slaaf te maken en hun bloed te drinken zoals vampiers doen.”<ref>Hoewel de oude betekenis van <span class="fryas">VAMPÍR</span> vermoedelijk ‘bloedzuiger’ was, past het moderne begrip ‘vampier’ hier beter.</ref> |
|
| |
|
| "Nee", zei Minerva. "En ik ken geen goden die kwaad doen, dus kan ik ook niet vragen of ze daarmee ophouden. Ik ken één God, dat is Wralda's geest. En omdat God volmaakt is doet hij geen kwaad."
| | Eens kwamen ze met een hele groep mensen. Ze waren getroffen door de pest en zeiden: “We zijn druk bezig met offeren aan de goden opdat zij de pest afweren. Wilt u niet helpen om hun boosheid te stillen? Of heeft u de pest zelf over het land gebracht met uw kunsten?” |
|
| |
|
| "Waar komt het kwaad dan vandaan?" vroegen de priesters.
| | “Nee”, zei Minerva. “En ik ken geen goden die kwaad doen, dus kan ik ook niet vragen of ze daarmee ophouden. Ik ken één God, dat is Wralda’s geest. En omdat God volmaakt is doet hij geen kwaad.” |
|
| |
|
| "Al het kwaad komt van jullie zelf en door de domheid van het volk dat achter jullie aanloopt."
| | “Waar komt het kwaad dan vandaan?” vroegen de priesters. |
|
| |
|
| "Als uw opperwezen dan zo bijzonder goed is, waarom houdt hij het kwaad dan niet tegen?" vroegen de priesters.
| | “Al het kwaad komt van jullie zelf en door de domheid van het volk dat achter jullie aanloopt.” |
|
| |
|
| Hellenia antwoordde: "Frya heeft ons '''[[036|[036]]]''' de weg gewezen en de kruier — dat is tijd — moet het overige doen. Voor elk onheil is raad en hulp te vinden, maar Wralda wil dat wij die zelf zoeken, opdat we sterker en wijzer worden. Willen we dat niet, dan laat hij ons aanmodderen opdat we ervaren wat het gevolg is van wijze en van domme daden."
| | “Als uw opperwezen dan zo bijzonder goed is, waarom houdt hij het kwaad dan niet tegen?” vroegen de priesters. |
|
| |
|
| Toen zei een prins: "Het lijkt mij nog beter als er geen onheil zou bestaan."
| | Hellenia antwoordde: “Frija heeft ons '''[[036|[036]]]''' de weg gewezen en de kruier — dat is tijd — moet het overige doen. Voor elk onheil is raad en hulp te vinden, maar Wralda wil dat wij die zelf zoeken, opdat we sterker en wijzer worden. Willen we dat niet, dan laat hij ons aanmodderen opdat we ervaren wat het gevolg is van wijze en van domme daden.” |
|
| |
|
| "Dat begrijp ik", antwoorde Hellenia. "Want dan zou het volk als tamme schapen blijven. Jij en de priesters zouden ze willen hoeden, maar ook scheren en naar de slachtbank voeren. Zo wil ons opperwezen het niet. Hij wil wel dat we elkaar helpen, maar ook dat iedereen vrij is en wijzer wordt. Omdat dit ook onze wens is, kiest ons volk zijn voorsten, graven, raadgevers en alle bazen en meesters uit de meest wijze van de goede mannen, opdat iedereen zijn best zal doen om wijzer en beter te worden. Op die manier zullen wij ooit weten en de andere volken leren, dat wijs wezen en handelen leidt tot bezieling."
| | Toen zei een vorst: “Het lijkt mij nog beter als er geen onheil zou bestaan.” |
|
| |
|
| "Dat lijkt een veroordeling," zeiden de priesters, "maar als volgens u de pest een gevolg is van onze domheid, zou ''Nyhellenia'' dan zou goed willen wezen, om ons iets van die ''nieuwe helderheid te verlenen'' waarop ze zo trots is?"
| | “Dat begrijp ik”, antwoorde Hellenia. “Want dan zou het volk als tamme schapen blijven. Jij en de priesters zouden ze willen hoeden, maar ook scheren en naar de slachtbank voeren. Zo wil ons opperwezen het niet. Hij wil wel dat we elkaar helpen, maar ook dat iedereen vrij is en wijzer wordt. Omdat dit ook onze wens is, kiest ons volk zijn bevelhebbers, Greven, raadgevers en alle bazen en meesters uit de meest wijze van de goede mannen, opdat iedereen zijn best zal doen om wijzer en beter te worden. Op die manier zullen wij ooit weten en de andere volken leren, dat wijs wezen en handelen leidt tot bezieling.” |
|
| |
|
| "Ja hoor", zei Hellenia.
| | “Dat lijkt een veroordeling,” zeiden de priesters, “maar als volgens u de pest een gevolg is van onze domheid, zou ''Nijhellenia'' dan zou goed willen wezen, om ons iets van die ''nieuwe helderheid te verlenen'' waarop ze zo trots is?” |
|
| |
|
| '''[[037|[037]]]''' "Raven en andere vogels komen alleen af op bedorven aas, maar de pest houdt niet alleen van bedorven aas, maar ook van bedorven zeden, gewoontes en gevangenschap. Dus als je wilt dat de pest verdwijnt en niet meer terugkomt, moet je de gevangenissen sluiten en ervoor zorgen dat jullie allemaal rein worden, van binnen en van buiten."
| | “Ja hoor”, zei Hellenia. |
|
| |
|
| "We willen geloven dat je raad goed is," zeiden de priesters, "maar zeg ons: Hoe kunnen we alle mensen onder ons bewind zover krijgen?"
| | '''[[037|[037]]]''' “Raven en andere vogels komen alleen af op bedorven aas, maar de pest houdt niet alleen van bedorven aas, maar ook van bedorven zeden, gewoontes en gevangenschap. Dus als je wilt dat de pest verdwijnt en niet meer terugkomt, moet je de gevangenissen sluiten en ervoor zorgen dat jullie allemaal rein worden, van binnen en van buiten.” |
|
| |
|
| Hellenia stond op van haar zetel en sprak: "De mussen volgen de zaaier, de volkeren hun goede voorgangers. Daarom moet je eerst jezelf zuiveren, zodat je jezelf van binnen en van buiten kan aankijken zonder te blozen van schaamte tegenover je eigen gemoed. Maar in plaats van het volk te zuiveren heb je voorzien in bedorven feesten, waarop het volk zuipt totdat ze als varkens in het slib wroeten, zodat je jouw bedorven lusten kan bevredigen." Het volk begon te joelen en te schelden, waardoor de priesters hun woordenstrijd niet durfden voortzetten.
| | “We willen geloven dat je raad goed is," zeiden de priesters, "maar zeg ons: Hoe kunnen we alle mensen onder ons bewind zover krijgen?” |
|
| |
|
| Nu zou men verwachten dat de priesters overal het volk in stelling brachten om ons allemaal het land uit te drijven. Nee, in plaats van de noodklok te luiden over haar, gingen ze overal, zelfs in de Heinde Kreeklanden tot aan de Alpen, verkondigen dat het de allerhoogste godheid '''[[038|[038]]]''' had behaagd zijn wijze dochter Minerva, bijgenaamd Nyhellenia, onder de mensen te zenden in een zeeschelp, om de mensen goede raad te geven, en dat iederen die naar haar wilde luisteren, rijk en gelukkig zou worden en ooit baas zou worden over het hele aardse koninkrijk. Ze zetten beelden van haar op hun altaren en verkochten deze aan de goedgelovigen. Ze maakten overal raadgevingen bekend die zij nooit gegeven had en beschreven wonderen die zij nooit verricht had.
| | Hellenia stond op van haar zetel en sprak: “De mussen volgen de zaaier, de volkeren hun goede leiders. Daarom moet je eerst jezelf zuiveren, zodat je jezelf van binnen en van buiten kan aankijken zonder te blozen van schaamte tegenover je eigen gemoed. Maar in plaats van het volk te zuiveren heb je voorzien in bedorven feesten, waarop het volk zuipt totdat ze als varkens in het slib wroeten, zodat je jouw bedorven lusten kan bevredigen.” Het volk begon te joelen en te schelden, waardoor de priesters hun woordenstrijd niet durfden voortzetten. |
|
| |
|
| Op listige wijze wisten ze zich onze wetten en voorschriften eigen te maken en met drogredenen wisten ze deze naar hun hand te zetten en te verdraaien. Ze namen ook maagden in bescherming, schijnbaar onder de hoede van Festa, onze eerste eremoeder, om over het gewijde licht te waken. Maar dat licht hadden ze zelf aangestoken en in plaats van de maagden op te leiden en daarna onder het volk te zenden, om de zieken te genezen en de kinderen te onderwijzen, hielden ze hen dom en in het duister, en mochten ze niet buiten komen. Ze werden wel als raadgeefsters gebruikt, maar die raad leek slechts van henzelf te komen, want hun mond was niet anders dan de spreekbuis die de priesters naar wens konden gebruiken.
| | Nu zou men verwachten dat de priesters overal het volk in stelling brachten om ons allemaal het land uit te drijven. Nee, in plaats van de noodklok te luiden over haar, gingen ze overal, zelfs in de Heinde Kreeklanden tot aan de Alpen, verkondigen dat het de allerhoogste godheid '''[[038|[038]]]''' had behaagd zijn wijze dochter Minerva, bijgenaamd Nijhellenia, onder de mensen te zenden in een zeeschelp, om de mensen goede raad te geven, en dat iederen die naar haar wilde luisteren, rijk en gelukkig zou worden en ooit baas zou worden over het hele aardse koninkrijk. Ze zetten beelden van haar op hun altaren en verkochten deze aan de goedgelovigen. Ze maakten overal raadgevingen bekend die zij nooit gegeven had en beschreven wonderen die zij nooit verricht had. |
|
| |
|
| Na Nyhellenia's dood wilden we een andere Moeder kiezen. Sommigen wilden naar Texland '''[[039|[039]]]''' om daar iemand te vragen. Maar de priesters, die hun eigen volk weer in bedwang hadden,<ref>'die hun ... hadden' — lett.: 'die bij hun eigen volk het rijk weer in hadden' (uitdrukking).</ref> wilden dat niet toestaan en brandmerkte ons bij hun volk als goddeloos.
| | Op listige wijze wisten ze zich onze wetten en voorschriften eigen te maken en met drogredenen wisten ze deze naar hun hand te zetten en te verdraaien. Ze namen ook maagden in bescherming,<ref>Hier is <span class="fryas">FÁMNA</span> bewust vertaald als ‘maagden’ i.p.v. ‘Famen’.</ref> schijnbaar onder de hoede van Festa, onze eerste Eremoeder, om over het gewijde licht te waken. Maar dat licht hadden ze zelf aangestoken en in plaats van de maagden op te leiden en daarna onder het volk te zenden, om de zieken te genezen en de kinderen te onderwijzen, hielden ze hen dom en in het duister, en mochten ze niet buiten komen. Ze werden wel als raadgeefsters gebruikt, maar die raad leek slechts van henzelf te komen, want hun mond was niet anders dan de spreekbuis die de priesters naar wens konden gebruiken. |
|
| |
|
| =={{Titel_noten_vertalingen}}==
| | Na Nijhellenia’s dood wilden we een andere Moeder kiezen. Sommigen wilden naar Texland '''[[039|[039]]]''' om daar iemand te vragen. Maar de priesters, die hun eigen volk weer in bedwang hadden,<ref>‘die hun ... hadden’ — lett.: ‘die bij hun eigen volk het rijk weer in hadden’ (uitdrukking).</ref> wilden dat niet toestaan en brandmerkten ons bij hun volk als goddeloos. |
| <div class="toccolours mw-collapsible mw-collapsed"> | |
|
| |
|
| ===Noten=== | | ===Noten=== |
| <references /> | | <references /> |
| | {{Hoofdstuk Navigatie|normal=NL039.05 Kreta|back=NL032.01 Natuurrecht|alternative=NL044.07 Weldoener|altback=NL011.13 Tex}} |
| | =={{Titel andere talen}}== |
| | <span> |
| | :<div class="emoji flag de"></div> '''[[DE033.22 Minerva]]''' |
| | :<div class="emoji flag uk"></div> '''[[EN033.22 Minerva]]''' |
| | :<div class="emoji flag es"></div> '''[[ES033.22 Minerva]]''' |
| | :<div class="emoji flag fs"></div> '''[[FS033.22 MINERVA|FS033.22 <span class="fryas">MINERVA</span>]]''' |
| | :<div class="emoji flag no"></div> '''[[NO033.22 Minerva]]'''</span> |
|
| |
|
| ==={{Versie_Own}}===
| | =={{Ander NL}}== |
| '''[/35] II. Uit Mino’s geschriften.'''
| | Hoofdstuk F: [[F Ottema|Ottema 1876]] | [[F Overwijn|Overwijn 1951]] |
| | |
| Toen Nehellenia die met haar eigen naam Minerva heette, goed en wel gezeten was, en de Krekalanders haar bijna evenzeer lief hadden als ons eigen volk, toen kwamen er enige vorsten en priesters op haar burcht en vroegen Minerva, (waar heur erven gelegen waren). Hellenia antwoordde: (mijn erven) draag ik bij mij om in mijn boezem. Wat ik (geërfd) heb, is liefde tot wijsheid, rechtvaardigheid en vrijheid. Heb ik die verloren, dan ben ik gelijk aan de minste van uw slaven. Nu geef ik raad om niet, maar dan zou ik die verkopen. De heren gingen heen en riepen lachende: Uw gehoorzame dienaren, wijze Hellenia. Doch daarmede misten zij hun doel, want het volk dat haar beminde en volgde, nam deze naam als een erenaam op. Toen zij zagen, dat hun schot gemist had, gingen zij haar belasteren, en zeiden, dat zij het volk behekst had, maar ons volk en de goede Krekalanders beweerden allerwegen dat het laster was. Eens kwamen zij en vroegen: als ge dan geen heks zijt, wat doet ge dan met de eieren, die ge altijd bij u hebt? Minerva antwoordde: Deze eieren zijn het zinnebeeld van Frya’s raadgevingen, waarin onze toekomst verscholen ligt en die van het gehele menselijke geslacht. De tijd moet ze uitbroeden en wij moeten waken, dat er geen leed over komt. De priesters zeiden: goed gezegd, maar waartoe dient de hond aan uw rechter hand? Hellenia antwoordde: Heeft de herder geen schaapshond om zijn kudde bijeen te houden? Wat de hond is in de dienst van de schaapsherder, ben ik in Frya's dienst. Ik moet over Frya’s kudde waken. Dat lijkt ons goed toe, zeiden de priesters, maar zeg ons wat de betekenis is van de nachtuil, die altijd boven uw hoofd zit? Is dat lichtschuwe dier soms het teken van uw helder inzicht? Nee, antwoordde Hellenia, hij helpt mij eraan herinneren, dat er een slag mensen over de aarde ronddwaalt, dat evenals hij in kerkers en holen huist, dat in het duister wroet, maar niet zoals hij, om ons van muizen en andere plagen te bevrijden, maar om listen te verzinnen en van andere mensen hun kennis te roven, opdat zij hen des te beter kunnen vatten om er slaven van te maken en hun bloed uit te zuigen evenals de bloedzuigers doen.
| |
| | |
| Eens kwamen zij met een bende volk. De pest was over het land gekomen. Zij zeiden: wij allen zijn bezig de goden te offeren, opdat zij de pest zullen afwenden, wilt gij dan niet helpen hun gramschap te stillen, of hebt ge zelf de pest over het land gebracht met uwe '''[37]''' kunsten? Nee, zeide Minerva, maar ik ken geen goden, die kwaad doen, daarom kan ik niet vragen of zij beter willen worden. Ik ken slechts één God, dat is Wr.alda’s geest, maar omdat hij God is, doet hij ook geen kwaad. Waar komt het kwaad dan vandaan?, vroegen de priesters. Alle kwaad komt van U en van de domheid der mensen, die zich door U laten vangen. Indien Uw Heer dan zo'n bijzondere God is, waarom weert hij dan het kwaad niet af, vroegen de priesters. Hellenia antwoordde: Frya heeft ons op de weg gebracht, en het uitspansel, dat is de Tijd, die moet het overige doen. Voor alle rampen is raad en hulp te vinden. Wr.alda wil echter, dat wij die zelf zullen zoeken, opdat wij sterk en wijs zullen worden. Willen wij niet, dan laat hij onze verbijstering uitrazen, opdat wij zullen ervaren, wat er op wijze daden en wat er op domme daden volgt.
| |
| | |
| Toen zeide een vorst: Ik veronderstel, dat het beter zou zijn, dit laatste na te laten. Wel mogelijk, antwoordde Hellenia, want dan zouden de mensen blijven als makke schapen, gij en de priesters zoudt hen willen hoeden, maar ook scheren en naar de slachtbank voeren. Doch zo wil het onze Heer niet, hij wil dat wij elkander helpen, maar hij wil ook, dat iedereen vrij zal ziin en wijs worden. Dat is ook onze wil en daarom kiest ons volk zijn vorsten, graven, raadgevers en alle bazen en meesters uit de wijsten der goede mensen, opdat iedereen zijn best zal doen, om wijs en goed te worden, Zodoende zullen wij ééns weten en aan de volkeren leren, dat wijs zijn en wijs doen alleen leidt tot verhevenheid. Dat lijkt wel een oordeel, zeiden de priesters, maar als ge nu meent dat de pest door onze domheid ontstaat, zou Nehellenia dan wel zo goed willen wezen, om ons wat van dat nieuwe licht te lenen, waarop zij zo trots is? Ja, zeide Hellenia, de roeken en andere vogels komen alleen af op bedorven aas, maar de pest houdt niet alleen van bedorven aas, maar ook van bedorven zeden en gewoonten en boze lusten. Wilt ge nu, dat de pest van U zal wijken en niet terugkomen, dan moet gij de boze lusten wegdoen, opdat gij allen rein wordt van binnen en van buiten. Wij willen geloven, dat de raad goed is, zeiden de priesters, maar zeg ons hoe zullen wij daar alle mensen toe krijgen, die onder onze heerschappij zijn? Toen stond Hellenia op van haar zetel en sprak: De mussen volgen de zaaier, de volken hun goede vorsten, daarom betaamt het U te beginnen met uzelf zo rein te maken, dat gij uw blikken naar binnen en naar buiten kunt richten zonder schaamrood te worden voor uw eigen gemoed. Maar in plaats van het volk rein te maken, hebt gij schandelijke feesten uitgevonden, waarop het volk schuiten vol zuipt, totdat het ten laatste als zwijnen in het slik wroet, opdat gij uw lusten kunt botvieren. Het volk begon te joelen en te spotten, daardoor durfden zij verder geen strijd meer aan te vangen. Nu zou ieder denken, dat zij overal het volk te hoop hadden geroepen, om ons allen tezamen het land '''[39]''' uit te drijven. Nee, inplaats van haar te beschimpen, gingen zij overal, ook naar het nabije Krekeland tot aan de Alpen toe uitroepen, dat het de opperste God behaagd had zijn wijze dochter Minerva, bijgenaamd Nehellenia, onder de mensen te zenden van overzee met een wolk, om de mensen goede raad te geven en opdat alle mensen, die haar wilden horen, rijk en gelukkig zouden worden en eens meester zouden worden over elk koninkrijk ter aarde. Zij zetten haar beeld op hun altaren of verkochten het aan de domme mensen, zij verkondigden overal raadgevingen, die zij nooit had gegeven, en vertelden wonderen, die zij nooit gedaan had. Door list wisten zij zich meester te maken van onze wetten en leefregels, en door drogredenen wisten zij alles te duiden en te bederven. Zij stelden ook vrouwen onder hun hoede, schijnbaar onder de hoede van Fästa onze eerste eremoeder, om over het verheven licht te waken, maar dat licht hadden zij zelf ontstoken en in plaats van de waaksters kennis bij te brengen en naderhand onder het volk te zenden om de zieken te verplegen en de jeugd te onderwijzen, maakten zij ze dom en vaag zichtbaar bij het licht en zij mochten nooit buiten komen. Ook werden zijals raadgeefsters gebezigd, maar de raad was maar in schijn uit haar monden, want heur monden waren niet anders dan de roepers, waardoor de priesters hun verlangens uitspraken. Toen Nehellenia was gestorven, wilden wij een andere moeder kiezen. Enkelen wilden naar (Texland), om er daar een te vragen, maar de priesters, die bij hun eigen volk de wind er weer onder hadden, wilden dat niet gedogen en kreten ons bij het volk uit voor ketters.
| |
| | |
| ===Ottema 1876===
| |
| '''[/49] Uit Minnos schriften.'''
| |
| | |
| Toen Nyhellenia, die van haar eigen naam Min-erva heette, goed gezeten was, en de Krekalanders haar bijna evenzeer lief hadden als ons eigen volk, toen kwamen daar eenige vorsten en priesteren op hare burgt en vraagden Min-erva, waar hare erven gelegen waren. Hellenia antwoorde mijne erven draag ik om in mijn boezem, 't geene ik geërfd heb is liefde tot wijsheid, rechtvaardigheid en vrijheid. Heb ik die verloren, dan ben ik gelijk aan den minste van uwe slaven. Nu geef ik raad om niet, maar dan zoude ik die verkoopen. De heeren gingen heen en riepen al lachende, uwe gehoorzame dienaren, wijze Hellenia. Doch daarmede misten zij hun doel, want het volk dat haar beminde en volgde nam dezen naam als een eernaam aan. Toen zij zagen, dat '''[51]''' hun schot gemist had, toen gingen zij haar belasteren, en zeiden dat zij het volk behekst had; maar ons volk en de goede Krekalanders beweerden allerwege dat het laster was. Eens kwamen zij en vroegen: als gij dan geen tioenster (heks) zijt, wat doet gij dan met de eijeren, die gij altijd bij u hebt. Minerva antwoordde: Deze eijeren zijn het zinnebeeld van Frya's raadgevingen, waarin onze toekomst verholen ligt en die van het geheele menschelijk geslacht. De tijd moet ze uitbroeden, en wij moeten waken dat er geen leed aan komt. De priesters (zeiden): goed gezegd, maar waartoe dient de hond aan uwe rechter hand. Hellenia antwoorde: Heeft de herder geen schaapshond om zijne kudde bijeen te houden? wat de hond is in de dienst des schaapherders, dat ben ik in Frya's dienst. Ik moet over Frya's kudde waken. Dat komt ons goed voor zeiden de priesters, maar zeg ons wat is de beteekenis van de nachtuil, die altijd boven uw hoofd zit; is dat lichtschuwende dier soms het teeken van uw helder zien? Neen, antwoorde Hellenia, hij helpt mij herinneren dat er een slag van menschen over de aarde omdwaalt, dat even gelijk hij in kerken en holen huist, die in duister omwroeten, doch niet als hij, om ons van muizen en andere plagen te bevrijden, maar om ranken te verzinnen, andere menschen hunne wetenschap te rooven, opdat zij hen des te beter mogen vatten om er slaven van te maken, en hun bloed uit te zuigen even als de bloedzuigers doen. Eens kwamen zij met eene bende volks (de pest was over het land gekomen), zij zeiden: wij alle zijn bezig de goden te offeren, opdat zij de pest mogen weren, wilt gij dan niet helpen hunne gramschap te stillen, of hebt gij zelve de pest over het land gebracht met uwe kunsten. Neen, zeide Minerva, maar ik ken geene goden die kwaaddoende zijn, daarom kan ik niet vragen of zij beter willen worden. Ik ken slechts een goede, dat is Wralda's geest, maar omdat hij goed is, doet hij ook geen kwaad. Waar komt het kwaad dan weg, vroegen de '''[53]''' priesteren. Alle kwaad komt van u en van de domheid der menschen, die zich van u laten vangen. Indien uwe godheid dan zoo bijster goed is, waarom weert hij dan het kwaad niet, vroegen de priesters. Hellenia antwoorde: Frya heeft ons op den weg gebracht, en de Kroder, dat is de Tijd, die moet het overige doen; voor alle rampen is raad en hulp te vinden, doch Wralda wil dat wij die zelve zullen zoeken, opdat wij sterk zullen worden en wijs. Willen wij niet, dan laat hij onze verbijstering uitrazen, opdat wij zullen ervaren, wat na verstandige daden en wat na dwaze daden volgt.
| |
| | |
| Toen zeide een vorst: Ik zoude wanen, dat het beter ware, die te weeren. Wel mogelijk, antwoordde Hellenia, want dan zouden de menschen blijven gelijk makke schapen, gij en de priesters zoudt hen willen hoeden, maar ook scheren en naar de slachtbank voeren. Doch zoo wil het onze godheid niet, hij wil dat wij elkander helpen, maar hij wil ook dat iedereen vrij zij en wijs worde. En dat is ook onze wil, en daarom kiest ons volk zijne vorsten, graven, raadgevers en alle bazen en meesters uit de wijsten der goede menschen, opdat alle man even zeer zijn best zal doen, om wijs en goed te worden. Zoodoende zullen wij eens weten en aan het volk leeren, dat wijs zijn en wijs doen alleen leidt tot zaligheid. Dat schijnt wel een oordeel, zeiden de priesters, maar als gij nu meent dat de pest door onze domheid ontstaat, zoude Nyhellenia dan wel zoo goed willen wezen, om ons wat van dat nieuw licht te leenen, waarop zij zoo trotsch is. Ja, zeide Hellenia, de raven en andere vogelen komen alleen aan op bedorven aas, maar de pest bemint niet alleen bedorven aas, maar ook bedorven zeden en gewoonten en booze lusten; wilt gij nu dat de pest van u zal wijken en niet terugkomen, dan moet gij de booze lusten wegdoen, opdat gij alle rein wordt van binnen en van buiten. Wij willen gelooven, dat de raad goed is, zeiden de priesters, maar zeg ons, hoe zullen wij daar alle '''[55]''' menschen toe krijgen, die onder onze heerschappij zijn? Toen stond Hellenia op van haren zetel en sprak: De musschen volgen den zaaijer, de volken hunne goede vorsten, daarom betaamt het u te beginnen met u zelven alzoo rein te maken, dat gij uwe blikken naar binnen en naar buiten moogt richten zonder schaamrood te worden voor uw eigen gemoed. Doch in plaats van het volk rein te maken, hebt gij vuile feesten uitgevonden, waarop het volk alzoo lang zuipt, dat zij ten laatsten, gelijk de zwijnen in het slik wroeten, omdat gij uwe lusten boeten moogt. Het volk begon te joelen en te spotten, daardoor durfden zij geen strijd weder aan te spinnen. Nu zoude ieder wanen dat zij overal het volk te hoop geroepen hadden, om ons allen te zamen het land uit te drijven. Neen, in plaats van haar te beschimpen gingen zij allerwegen, ook naar het heinde Krekaland tot aan de Alpen uitroepen: dat het den Oppersten God behaagd had zijne verstandige dochter Minerva, bijgenaamd Nyhellenia, onder de menschen te zenden van over zee met eene wolk, om de menschen goede raad te geven, en opdat alle menschen die haar hooren wilden rijk en gelukkig zouden worden, en eens meester zouden worden over alle koningrijken der aarde. Zij stelden haar beeld op hunne altaren, of verkochten het aan de domme menschen, zij verkondigden allerwegen raadgevingen die zij nimmer gegeven had, en vertelden wonderen die zij nooit gedaan had. Door list wisten zij zich meester te maken van onze wetten en inzettingen, en door drogredenen wisten zij alles te wijzigen en te bederven. Zij stelden ook priesteressen onder hunne hoede, die schijnbaar onder de hoede van Festa onze eerste eeremoeder (waren) om over het heilige licht te waken, maar dat licht hadden zij zelve ontstoken, en in plaats van de priesteressen wijs te maken en naderhand onder het volk te zenden om de zieken te verplegen en de jeugd te onderwijzen, maakten zij ze dom en duister, en zij mochten nimmer buiten komen. Ook werden '''[57]''' zij als raadgeefsters gebezigd, maar die raad was voor den schijn uit hare monden, want hare monden waren niet anders dan de roepers, waardoor de priesters hunne begeerten uitspraken. Toen Nyhellenia gestorven was, wilden wij eene andere moeder kiezen. Sommigen wilden naar Texland om aldaar eene te vragen; maar de priesters die bij hun eigen volk het rijk weder in hadden, wilden dat niet gedoogen, en kreten ons bij het volk als onheilig uit.
| |
| </div>
| |
| | |
| {{Hoofdstuk Navigatie|normal=Nl 04g Kreta|back=Nl 04e Éwa|alternative=Nl 05e Drie Dieven|altback=Nl 02f Frya's Tex}}
| |
| <span><div class="emoji flag uk"></div> '''[[En 04f Minerva]]'''</span>
| |
| [[Category:Nederlandse Vertalingen]] | | [[Category:Nederlandse Vertalingen]] |
| __FORCETOC__
| | {{DEFAULTSORT:^F. Geschriften Minno^}} |
| {{DEFAULTSORT:^Hk 04 Minno^}} | |
Ontwerp 2025 Ott
F. Geschriften Minno
2. Minerva, Nijhellenia
33.22 Tweede deel van Minno’s geschriften
Toen Nijhellenia, wiens eigen naam Minerva was, stevig in het zadel zat, en de Kreeklanders haar bijna evenzeer lief hadden als ons eigen volk, kwamen er enige vorsten en priesters naar de burg om te vragen waar haar erfgronden lagen.
Hellenia antwoordde:[1] “Mijne erven (erva) draag ik in mijn hart, want wat ik geërfd heb is liefde voor wijsheid, rechtvaardigheid en vrijheid. Verlies [034] ik haar, dan ben ik als de laagste van jouw slaven. Nu geef ik raad voor niets, maar dan zou ik die verkopen.”
De heren gingen weg en riepen lachend: “Uwe nederige dienaars, wijze Hellenia!” Maar daarmee misten ze hun doel, want het volk dat haar liefhad en haar volgde, nam die naam over, als erenaam. Toen ze inzagen dat hun schot gemist had, luidden ze de noodklok en beweerden dat zij het volk had behekst. Maar ons volk en de goede Kreeklanders konden die laster doeltreffend ontkrachten.
Later kwamen ze weer en vroegen: “Als u dan geen tovenares bent, waartoe dienen dan die eieren die u altijd bij zich heeft?” Minerva antwoordde: “Deze eieren zijn het symbool van Frija’s aanbevelingen, waarin onze toekomst en dat van de hele mensheid verborgen ligt. Tijd moet ze uitbroeden en wij moeten oppassen dat ze niet beschadigen.”
De priesters: “Mooi gezegd. Maar waartoe dient de hond aan uw rechter hand?” Hellenia antwoordde: “Heeft de herder geen hond om zijn schapen samen te houden? Wat de hond is in dienst van de herder, ben ik in Frija’s dienst. Ik waak over haar kudde.”
“Dat klinkt goed,” zeiden de priesters, “maar zeg ons: [035] Wat betekent de uil die altijd boven je hoofd zit? Is dat lichtschuwe dier soms het teken van je helderziendheid?”
“Nee”, antwoordde Hellenia. “Hij helpt mij herinneren dat er een soort van mensen ronddoolt over de aarde. Zij wonen net als hij in tempels en holen. Ze scharrelen in het duister, maar niet zoals hij, om ons te verlossen van muizen en andere plagen, maar om listen te beramen waarmee ze andere mensen hun kennis kunnen roven, om ze in hun greep te krijgen, hen tot slaaf te maken en hun bloed te drinken zoals vampiers doen.”[2]
Eens kwamen ze met een hele groep mensen. Ze waren getroffen door de pest en zeiden: “We zijn druk bezig met offeren aan de goden opdat zij de pest afweren. Wilt u niet helpen om hun boosheid te stillen? Of heeft u de pest zelf over het land gebracht met uw kunsten?”
“Nee”, zei Minerva. “En ik ken geen goden die kwaad doen, dus kan ik ook niet vragen of ze daarmee ophouden. Ik ken één God, dat is Wralda’s geest. En omdat God volmaakt is doet hij geen kwaad.”
“Waar komt het kwaad dan vandaan?” vroegen de priesters.
“Al het kwaad komt van jullie zelf en door de domheid van het volk dat achter jullie aanloopt.”
“Als uw opperwezen dan zo bijzonder goed is, waarom houdt hij het kwaad dan niet tegen?” vroegen de priesters.
Hellenia antwoordde: “Frija heeft ons [036] de weg gewezen en de kruier — dat is tijd — moet het overige doen. Voor elk onheil is raad en hulp te vinden, maar Wralda wil dat wij die zelf zoeken, opdat we sterker en wijzer worden. Willen we dat niet, dan laat hij ons aanmodderen opdat we ervaren wat het gevolg is van wijze en van domme daden.”
Toen zei een vorst: “Het lijkt mij nog beter als er geen onheil zou bestaan.”
“Dat begrijp ik”, antwoorde Hellenia. “Want dan zou het volk als tamme schapen blijven. Jij en de priesters zouden ze willen hoeden, maar ook scheren en naar de slachtbank voeren. Zo wil ons opperwezen het niet. Hij wil wel dat we elkaar helpen, maar ook dat iedereen vrij is en wijzer wordt. Omdat dit ook onze wens is, kiest ons volk zijn bevelhebbers, Greven, raadgevers en alle bazen en meesters uit de meest wijze van de goede mannen, opdat iedereen zijn best zal doen om wijzer en beter te worden. Op die manier zullen wij ooit weten en de andere volken leren, dat wijs wezen en handelen leidt tot bezieling.”
“Dat lijkt een veroordeling,” zeiden de priesters, “maar als volgens u de pest een gevolg is van onze domheid, zou Nijhellenia dan zou goed willen wezen, om ons iets van die nieuwe helderheid te verlenen waarop ze zo trots is?”
“Ja hoor”, zei Hellenia.
[037] “Raven en andere vogels komen alleen af op bedorven aas, maar de pest houdt niet alleen van bedorven aas, maar ook van bedorven zeden, gewoontes en gevangenschap. Dus als je wilt dat de pest verdwijnt en niet meer terugkomt, moet je de gevangenissen sluiten en ervoor zorgen dat jullie allemaal rein worden, van binnen en van buiten.”
“We willen geloven dat je raad goed is," zeiden de priesters, "maar zeg ons: Hoe kunnen we alle mensen onder ons bewind zover krijgen?”
Hellenia stond op van haar zetel en sprak: “De mussen volgen de zaaier, de volkeren hun goede leiders. Daarom moet je eerst jezelf zuiveren, zodat je jezelf van binnen en van buiten kan aankijken zonder te blozen van schaamte tegenover je eigen gemoed. Maar in plaats van het volk te zuiveren heb je voorzien in bedorven feesten, waarop het volk zuipt totdat ze als varkens in het slib wroeten, zodat je jouw bedorven lusten kan bevredigen.” Het volk begon te joelen en te schelden, waardoor de priesters hun woordenstrijd niet durfden voortzetten.
Nu zou men verwachten dat de priesters overal het volk in stelling brachten om ons allemaal het land uit te drijven. Nee, in plaats van de noodklok te luiden over haar, gingen ze overal, zelfs in de Heinde Kreeklanden tot aan de Alpen, verkondigen dat het de allerhoogste godheid [038] had behaagd zijn wijze dochter Minerva, bijgenaamd Nijhellenia, onder de mensen te zenden in een zeeschelp, om de mensen goede raad te geven, en dat iederen die naar haar wilde luisteren, rijk en gelukkig zou worden en ooit baas zou worden over het hele aardse koninkrijk. Ze zetten beelden van haar op hun altaren en verkochten deze aan de goedgelovigen. Ze maakten overal raadgevingen bekend die zij nooit gegeven had en beschreven wonderen die zij nooit verricht had.
Op listige wijze wisten ze zich onze wetten en voorschriften eigen te maken en met drogredenen wisten ze deze naar hun hand te zetten en te verdraaien. Ze namen ook maagden in bescherming,[3] schijnbaar onder de hoede van Festa, onze eerste Eremoeder, om over het gewijde licht te waken. Maar dat licht hadden ze zelf aangestoken en in plaats van de maagden op te leiden en daarna onder het volk te zenden, om de zieken te genezen en de kinderen te onderwijzen, hielden ze hen dom en in het duister, en mochten ze niet buiten komen. Ze werden wel als raadgeefsters gebruikt, maar die raad leek slechts van henzelf te komen, want hun mond was niet anders dan de spreekbuis die de priesters naar wens konden gebruiken.
Na Nijhellenia’s dood wilden we een andere Moeder kiezen. Sommigen wilden naar Texland [039] om daar iemand te vragen. Maar de priesters, die hun eigen volk weer in bedwang hadden,[4] wilden dat niet toestaan en brandmerkten ons bij hun volk als goddeloos.
Noten
- ↑ In deze tekst worden de namen Nyhellenia, Minerva en Hellenia door elkaar gebruikt.
- ↑ Hoewel de oude betekenis van VAMPÍR vermoedelijk ‘bloedzuiger’ was, past het moderne begrip ‘vampier’ hier beter.
- ↑ Hier is FÁMNA bewust vertaald als ‘maagden’ i.p.v. ‘Famen’.
- ↑ ‘die hun ... hadden’ — lett.: ‘die bij hun eigen volk het rijk weer in hadden’ (uitdrukking).
Navigeer
NL032.01 Natuurrecht ᐊ vorig/volgend ᐅ NL039.05 Kreta
Aangepaste volgorde:
NL011.13 Tex ᐊ vorig/volgend ᐅ NL044.07 Weldoener
In andere talen
- DE033.22 Minerva
- EN033.22 Minerva
- ES033.22 Minerva
- FS033.22 MINERVA
- NO033.22 Minerva
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstuk F: Ottema 1876 | Overwijn 1951