NL032.01 Natuurrecht
Ontwerp 2025 Ott
F. Geschriften Minno
1. Wet en Richtlijn
Éwa, Natuurrecht
32.01 Het woord Éwa is te heilig om naar algemene zaken te verwijzen, daarom hebben we geleerd ‘even’ te zeggen.
Éwa (of: Natuurrecht) kan betrekking hebben op het normbesef dat bij alle mensen gelijkmatig in hun gemoed geprent is, opdat ze kunnen weten wat recht en onrecht is en waardoor ze in staat zijn om hun eigen daden en die van anderen te beoordelen. Dat wil zeggen, als ze goed en niet misdadig zijn opgevoed.
Er is nog een andere betekenis aan verbonden.
Éwa wil ook zeggen É-lijk, dat is: zoals water — rechtuit, oprecht en eenvoudig als een kalme, effene zee die niet door wind of iets anders is verstoord. Wordt water verstoord, dan wordt het oneven, onrecht. Maar het neigt er altijd weer naar om even te worden. Dat is een vanzelfheid — een eigenschap van het water, zoals de neiging naar rechtvaardigheid en vrijheidszin vanzelfheden van de Frijaskinderen zijn. Deze neiging hebben we dankzij de geest van Wralda, onze voeder, die trots is op zijn Frijaskinderen. Daarom zal die neiging ook altijd in ons verankerd blijven.
Éwa is ook het tweede symbool van Wralda’s geest,[1] die eeuwig recht en onverstoord blijft, ook wanneer het in zijn lichaam — de wereld — erg onrustig is. Even en onverstoord zijn de kenmerken van wijsheid en rechtvaardigheid, die door alle deugdzame mensen moeten worden nagestreefd en door alle rechters moeten worden bezeten.
Als mensen dus regels en straffen willen vastleggen die altijd en overal passend blijven, dan moeten deze voor alle mensen op dezelfde wijze van toepassing wezen. [033] Op basis van deze Éwa dienen rechters te oordelen.
Is er een kwaad geschied waarvoor geen Natuurrecht is vastgelegd, moet men een Gemeenschapsraad beleggen. Daar beslist men in overeenstemming met wat Wralda’s geest ons leert, om rechtvaardig te kunnen beoordelen. Deze werkwijze leidt altijd tot een degelijk besluit.
Wordt er geen recht gedaan maar onrecht, dan rijst er twist en tweespalt onder de mensen en staten. Dat legt de kiem voor burgeroorlog, met chaos en verwoesting tot gevolg.
Maar o, domheid! Terwijl wij elkaar schade toebrengen, komt het jaloerse Findasvolk met hun valse priesters om ons bezit te roven, onze dochters te schenden, onze zeden te bederven en uiteindelijk klemmen ze slavenbanden om elke vrije hals.
Noten
- ↑ ‘symbool’ (SINNA.BYLD) — het verouderde ‘zinnebeeld’ (meer oorspronkelijk dan ‘symbool’) zal door veel tegenwoordige lezers helaas niet meer worden begrepen.
NL031.04 Wetten ᐊ vorig/volgend ᐅ NL033.22 Minerva
Aangepaste volgorde:
NL100.01 Afgoderij ᐊ vorig/volgend ᐅ NL006.12 Schepping
In andere talen
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstuk F: Ottema 1876 | Overwijn 1951