NL202.06 Reintja

    From Oera Linda Wiki
    (Redirected from Nl 19c Reintje's Droom)

    Ontwerp 2025 Ott

    Z. Onbekende Opsteller: Tijdperk Askar

    Reintja’s Droom

    202.06 De Denen, die zichzelf van oudsher Zeekampers noemen, omdat ze zich verheven voelen boven de andere zeevaarders, hadden amper gehoord over Askar’s glansrijke daden, of ze werden er dermate jaloers op, dat ze een oorlog wilden beginnen, zowel op zee als in zijn landen.

    Lees hier hoe hij deze oorlog kon afwenden.

    De ruïnes van de vervallen burg Stavia werden nog bewoond door een scherpzinnige Burgmoeder met enkele Famen. Haar naam was Reintja en haar wijsheid werd alom geprezen. Deze Faam bood Askar haar hulp aan, onder beding dat hij de burg Stavia weer zou laten opbouwen. Toen hij hiermee akkoord was gegaan, ging Reintja met drie Famen naar Hals.[1] Ze reisde ’s nachts en overdag hield ze toespraken op dorpspleinen en in feesthallen:

    Wralda, zei ze, had haar middels de donder laten toeroepen, dat het gehele Frijasvolk zich moest verenigen, in vrede, als zusters en broeders. Anders zou Finda’s volk komen en hen allen van Aarde wegvagen. Na [203] de donder waren Frija’s zeven Waaksters in haar dromen verschenen, zeven nachten achter elkaar. Zij hadden gezegd: “Boven Frija’s landen zwerft rampspoed, met juk en kettingen. Daarom moeten alle volkeren die van Frija afstammen hun bijnamen vergeten en zichzelf alleen nog Frijasbern (Frija’s kinderen) of -volk noemen. Ook moeten ze allemaal opstaan en samen het Findasvolk van Frija’s erf verjagen. Willen ze dat niet, dan zullen ze slavenbanden om hun hals krijgen, dan zullen de buitenlandse heersers hun kinderen misbruiken en laten geselen tot het bloed in jullie graven sijpelt. Dan zullen de geesten van jullie voorouders je komen wekken om je lafheid en onoplettendheid te veroordelen.”

    Het onnozele volk dat door toedoen van de Mágjaren al aan zoveel dwaasheid gewend was, geloofde alles wat ze zei en de moeders klemden hun kinderen aan de borst.

    Toen Reintja de koning van Hals en alle anderen tot eendracht had gebracht, zond ze bodes naar Askar en trok zelf langs de Baldische kust verder naar de Hlidhouwers, zo genoemd omdat het hun gewoonte is om hun vijanden in het gelaat te treffen. (De Hlidhouwers zijn verschoppelingen en bannelingen van ons eigen volk, [204] die in de Twisklanden wonen en rondzwerven. De meeste van hun vrouwen hebben ze van de Tartaren geroofd. De Tartaren behoren tot Finda’s geslacht en worden door de Twisklanders zo genoemd omdat ze nooit vrede willen, maar altijd tarten om strijd uit te lokken.)

    Vervolgens ging ze, voorbij de Saksenmarken, dwars door de andere Twisklanden heen, overal met dezelfde boodschap. Na twee jaar kwam ze langs de oever van de Rijn terug naar huis.

    Bij de Twisklanders had ze zichzelf voorgedaan als Moeder en gezegd dat ze als vrije en franke mensen weer terug konden komen, op voorwaarde dat ze de Rijn zouden oversteken om de Golenvolgers te verjagen uit Frija’s zuidelijke landen. Als hen dat zou lukken, zou hun koning Askar de Skelda oversteken en daar het land heroveren.

    Er zijn allerlei vreemde gewoontes van de Tartaren en Mágjaren bij de Twisklanders binnengeslopen, maar toch is er van onze zeden ook veel overgebleven. Zo hebben ze nog Famen die de kinderen onderwijzen en de volwassenen adviseren. Aanvankelijk waren zij jaloers op Reintja, maar uiteindelijk werd ze door hen gevolgd, bijgestaan en overal waar het gepast of nodig was geprezen.

    Noten

    1. ‘Hals’ (HALS) — vermoedelijk (ongeveer) overeenkomend met Holstein, dat kan worden gezien als de 'hals' van Denemarken.

    Navigeer

    NL198.19 Bloed ᐊ vorig/volgend ᐅ NL205.01 Askar


    In andere talen

    DE202.06 Reintia
    EN202.06 Reintia
    ES202.06 Reintia
    FS202.06 RÉINTJA
    NO202.06 Reintja

    Andere Nederlandse vertalingen

    Hoofdstuk z: Ottema 1876 | Overwijn 1951