Jump to content

NL093.18 Gifpijl

From Oera Linda Wiki
(Redirected from Nl 13c De Gifpijl)

Ontwerp 2025 Ott

R. Apollania

2. Geschriften Brunno

b. Gifpijl Treft Adela

93.18 Het tweede geschrift:

Vijftien maanden na de laatste Acht was het Vriendschaps- of Winnemaand. Iedereen gaf zich over aan zorgeloze vreugde en blijdschap en niemand had iets beters te doen dan zijn genot na te jagen. Doch Wralda zou ons bewijzen dat waakzaamheid nooit mag verslappen.

Toen het feest in volle gang was, zette er een mist op en hulde onze oorden in dikke duisternis. Genot vluchtte, maar waakzaamheid wilde niet terugkeren. De strandwakers waren van hun noodvuren weggelopen en ook op de toegangspaden was er geen te zien. Toen de mist wegtrok [094] gluurde de zon door gaten in de wolken naar de aarde. Iedereen kwam weer juichend en joelend naar buiten. Het jongvolk trok zingend voorbij, met geurende bloesemtakken die de lucht verrijkten met hun lieflijke adem.[1] Maar terwijl daar iedereen baadde in welbehagen, was verraad geland, met paarden en ruiters. Zoals alle kwaden waren ze geholpen door de duisternis en nu beslopen ze ons door de paden van het Lindenwoud.

Aan Adela’s deur trokken twaalf meisjes met twaalf lammeren voorbij, en twaalf jongens met twaalf kalveren. Een jonge Saksman bereed een wilde buffel die hij zelf gevangen en getemd had.[2] Met allerlei bloemen waren ze versierd en de linnen tunieken van de meisjes waren omrand met goud uit de Rijn.

Toen Adela uit haar huis het pad op kwam, viel er een regen van bloemen op haar hoofd. Iedereen juichte luid en de blaashoorns van de jongens loeiden boven alles uit. Arme Adela, arm volk! Hoe kort zal de vreugde nog duren?

Toen de lange stoet uit zicht was, galoppeerde er een groep Mágjaarse ruiters lijnrecht op Adela’s huis af. Haar taat en gade zaten nog op de stoepbank. De deur stond open en daar binnen stond Adelbrost, haar zoon.

Toen hij [095] de paniek van zijn ouders zag, greep hij zijn boog van de muur en schoot op de voorste ruiter. Deze bezweek en tuimelde in het gras. De tweede en derde ruiter was eenzelfde lot beschoren. Intussen hadden zijn ouders hun wapens gegrepen en gingen er roekeloos op af. De rovers hadden hen bijna te pakken, maar daar kwam Adela! Op de burcht had ze alle wapens leren hanteren. Zeven aardvoet lang was ze, evenals haar vechtstok.[3] Driemaal zwaaide ze die over haar hoofd en toen hij landde, viel een ruiter in het gras. Er kwamen (Adela-) volgers om de hoek van de laan te hulp. De rovers werden geveld en gevangen. Maar het was al te laat. Een pijl had Adela in de borst getroffen. De gluiperige Mágí!

De punt was in gif gedoopt en daar is ze aan gestorven.

Noten

  1. ‘Geurende bloesemtakken’ (GÜRBÁM) — lett. geurboom, vermoedelijk de meidoorn.
  2. ‘buffel’ (BUFLE) — mogelijk een wisent of oeros. Zie blog 16-1-2018.
  3. ‘vechtstok’ (GÉRT) — vgl. de traditionele garrote op de Canarische Eilanden. Wellicht speer; zie ghereII in VMNW, geerIII in MNW en Vlaams giër.

Navigeer

NL091.11 Verraad ᐊ vorig/volgend ᐅ NL095.20 Lofspraak

Aangepaste volgorde:

NL091.11 Verraad ᐊ vorig/volgend ᐅ NL090.01 Apollania

In andere talen

DE093.18 Giftpfeil
EN093.18 Arrow
ES093.18 Flecha Envenenada
FS093.18 FENIN
NO093.18 Giftpilen

Andere Nederlandse vertalingen

Hoofdstukken P en R1 t/m R3: Ottema 1876 | Overwijn 1951