NL103.26 Vellum
Ontwerp 2025 Ott
R. Apollania
5. Op Vellum: Help je Naasten
103.26 Dit staat op vellum geschreven:
Taal en antwoorden als voorbeeld voor andere Famen.
Een eenzelvige, gierige man kwam klagen bij Troost, de Faam van Stavia, dat zijn huis door onweer was bezweken. Hij had tot Wralda gebeden, maar dat had niet geholpen. [104] “Ben je een echte Frijas?” vroeg Troost. “Zoals al mijn voorouders”, antwoordde de man.
“Dan”, zei ze, “zal ik iets in je gemoed zaaien, in vertrouwen dat het kan kiemen, groeien en vrucht dragen.”
Zo luidde haar betoog: “Toen Frija, onze moeder, geboren was, stond ze naakt en onbeschermd tegen de zonnestralen. Niemand kon ze vragen en er was niemand die haar kon helpen. Maar Wralda greep in en legde zowel neiging en liefde, als angst en schrik in haar gemoed. Ze keek om zich heen. Haar neiging koos het beste en ze vond een schuilplaats in de bewarende schaduw van de linde.
“Maar toen begon het te regenen en ervoer ze het ongemak van nat worden. Ze had echter gezien hoe het water van de afhangende bladeren drupte. Nu maakte ze een dak met hellende zijden, bevestigd op staande palen. Het ging echter hard waaien, waardoor de regen eronder werd geblazen. Omdat ze had gezien hoe de stam luwte gaf, maakte ze vervolgens een wand van plaggen en zoden, eerst aan één zijde en daarna aan alle zijden. De storm kwam terug, nog woedender dan tevoren, en blies het dak weg. Maar ze klaagde niet over Wralda en maakte hem geen verwijten. Ze maakte nu een dak van riet en legde daar stenen op.
“Omdat ze ervaren had hoe moeizaam het is [105] om alles alleen te moeten oplossen, legde ze haar kinderen uit hoe en waarom ze het zo had gedaan. Frija's kinderen werkten samen in de bouw en in het zoeken naar oplossingen. Op deze wijze zijn wij aan huizen gekomen met stoepbanken, een pad en bewarende linden met de zonnestralen.[1] Uiteindelijk hebben ze een burg gebouwd en vervolgens alle andere. Is je huis dus niet sterk genoeg geweest, dan moet je trachten het volgende beter te maken.”
“Mijn huis was wel sterk genoeg,” zei hij, “maar het hoge water heeft het opgetild en de stormwind heeft het overige gedaan.”
“Waar stond je huis dan?” vroeg Troost.
“Langs de Rijn”, antwoordde de man.
“Stond het dan niet op een heuvel of terp?” vroeg Troost.
“Nee,” zei hij, “mijn huis stond eenzaam aan de oever. Ik heb het zonder hulp gebouwd maar het lukte me niet om een terp op te werpen.”
“Ik wist het wel”, zei Troost. “Mijn Famen hebben het me gemeld. Je hebt heel je leven een gruwel gehad aan mensen, uit vrees dat je iets aan ze moet geven of voor ze moet doen. Maar daar schiet je niets mee op. Want Wralda, die goedgeefs is, keert zich af van gierigaards.”
“Festa heeft ons de raad gegeven die boven de poorten van alle burgen [106] uit steen is gehouwen:
- Zoek je baat? zei Festa,
- behoed dan je naasten,
- informeer en help ze,
- zo zullen zij ook jou doen.
“Is deze raad niet goed genoeg? Ik weet jou voor jou geen betere.” De man kleurde rood van schaamte en droop zwijgend af.
Noten
- ↑ Vrij: een pad en leilindes ter bescherming tegen de zonnestralen.
NL100.01 Afgoderij ᐊ vorig/volgend ᐅ NL106.10 Ljudgarda
Aangepaste volgorde:
NL044.07 Weldoener ᐊ vorig/volgend ᐅ NL134.22 Vrijheidszin
In andere talen
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstukken R4 en R5: Ottema 1876 | Overwijn 1951