NL061.28 Burgfamen
Ontwerp 2025 Ott
L. Tijdperk Minerva
1. Op Walhallagara
Kelta en Minerva
61.28 Nu zullen we schrijven over de oorlog van de Burgfamen Kelta en Minerva en hoe wij daardoor al onze zuidelijke landen en Brittania aan de Golen zijn verloren.
[062] Bij de mondingen van de Zuider-Rijn (Maas) en de Skelda liggen zeven eilanden, genoemd naar Frija’s zeven jonge Waaksters van de Week. Midden op een van de eilanden staat de burg Walhallagara en op de muren daarvan is de volgende geschiedenis aangebracht. Erboven staat:
Lees, leer en waak.
Vijfhonderddrieënzestig jaar na Aldland verzonk had deze burg een wijze Moeder, genaamd Minerva. Haar bijnaam Nijhellenia was door de zeevaarders goed gekozen, want de raad die ze verleende was bovenal nieuwer en helderder.
Aan de overkant van de Skelda, op de Flieburg, zat Sierheid, een grillige Moeder. Haar aangezicht was schoon en haar tong was vlot, maar haar raad was altijd raadselachtig, waardoor ze door de zeevaarders Kelta (keuvelen) werd genoemd. De landrotten dachten dat het een erenaam was…
In het testament van de gestorven Volksmoeder stonden mogelijke opvolgsters beschreven: Rosamond als eerste, Minerva als tweede en Sierheid als derde. Minerva had daar geen weet van, maar Sierheid was diep gekwetst. Als een uitheemse vorstin wilde ze geëerd, gevreesd en aanbeden worden. Maar Minerva wilde slechts geliefd wezen en tenslotte kwamen alle zeevaarders haar om raad vragen, zelfs vanaf de Denemarken en vanuit het Fliemeer. Dat kon Sierheid niet uitstaan, [063] want ze voelde zich verheven boven Minerva. Om haar waakzaamheid aan te bevelen, ging ze een haan op haar vaandel voeren.
Vervolgens bracht Minerva een herdershond en uil aan op haar vaandel. “De hond”, zei ze, “waakt over zijn baas en de kudde, en de uil waakt over de velden, zodat die niet door muizen worden geplaagd. Maar de haan is niemands vriend, en gedreven door onzedigheid en zelfoverschatting doodt hij zelfs zijn naaste verwanten.
Toen Kelta begreep dat haar poging niet de gewenste uitwerking had, ging ze van kwaad tot erger. Heimelijk liet ze Mágjaren komen om haar tovenarij te leren en toen ze daarvan genoeg had, wierp ze zich in de armen van de Golen. Maar ook deze misdaden hielpen niet om haar een hoger aanzien te geven. Toen ze inzag dat de zeevaarders haar steeds meer meden, probeerde ze hen door vrees aan te lokken. Bij vollemaan en onstuimige zee rende ze over de wilde branding, roepend naar de zeevaarders dat ze allemaal ten onder zouden gaan, als ze haar niet wilden aanbidden. Ook verblindde ze hun ogen, waardoor ze water voor land aanzagen en land voor water. Daardoor is menig schip [064] met man en muis vergaan.
Op het eerstvolgende Weerfeest, waarbij al haar landrotten gewapend aanwezig waren, liet ze tonnen vol bier uitschenken. In dat bier had ze een toverdrank gedaan.[1] Toen al het volk dronken was, ging ze bovenop haar strijdros staan, leunend met haar hoofd tegen haar speer. Het morgenrood was op haar mooist. Ze zag dat alle ogen op haar gevestigd waren, opende haar lippen en sprak:
“Zonen en dochters van Frija! U weet wel dat wij in de laatste tijd veel schaarste en gebrek hebben geleden, doordat de zeevaarders niet langer komen om onze schrijfvellen te verhandelen.[2] U weet echter niet wat daarvan de oorzaak is. Lang heb ik mij daarover ingehouden, maar nu hou ik het niet meer uit. Hoort dan, vrienden, opdat u moogt weten waarnaar te bijten.
“Aan de overkant van de Skelda, waar ze bijna alle zeevaart in handen hebben, maken ze tegenwoordig papier van pompebladeren.[3] Daarmee besparen ze linnen en kunnen ze ons wel missen. Aangezien het maken van schrijfvellen altijd ons grootste bedrijf was, wilde de Moeder dat zij deze nieuwe techniek ook aan ons zouden leren.
“Maar Minerva heeft ons behekst, ja behekst, vrienden! Evenals al ons vee dat onlangs is gestorven... Eruit moet het, ik wil het jullie vertellen! Was ik geen [065] Burgfaam, dan wist ik het wel: Ik zou die heks in haar nest verbranden!”
Toen ze die laatste woorden had uitgesproken, haastte ze zich naar haar burg. Maar het benevelde volk was dermate geestdriftig dat het zijn verstand niet langer beheerste. Met onbezonnen inzet staken ze de Sandfal over en hoewel de nacht inmiddels neerstreek stormden ze even roekeloos op de burg af.
Maar Kelta miste alweer haar doel, want Minerva, de Lamp en al haar Famen werden door de vlugge zeevaarders gered.
Noten
- ↑ ‘toverdrank’ (TÁWERDRANK) — vermoedelijk het extract van een psilocybe-houdende schimmel.
- ↑ ‘schrijfvellen’ (SKRIF.FILT) — of: ‘schrijfvilt’. Vergelijk ook vellum, een soort perkament, gemaakt van gevilde dierenhuid.
- ↑ ‘pompebladeren’ (POMPABLÉDAR) - waterleliebladeren; Fries: ‘pompeblêden’; mogelijk de verklaring van het Oudfriese woord voor papier: ‘pompier’. ‘Papyrus’ en ‘papier’ kunnen latere afleidingen zijn.
NL060.12 Golen ᐊ vorig/volgend ᐅ NL065.15 Jon
In andere talen
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstuk L: Ottema 1876 | Overwijn 1951