NL049.11 Aldland
Ontwerp 2025 Ott
J. Oude Tijd: Op Alle Burgen 1
Hoe Aldland Verzonk
49.11 Hoe Erge Tijd kwam.
Heel de zomer bleef Zon achter wolken verscholen, als wilde ze Aarde niet zien. Wind rustte in zijn buidels, waardoor rook en stoom als zuilen boven huis en poelen bleven staan. De lucht werd daardoor droef en duister, en in de mensenharten was blijdschap noch vreugd.
Midden in deze stilte begon Aarde te beven alsof ze stervende was. Bergen spleten uiteen en spuwden vuur en vlammen, of verzonken in haar schoot. En waar eerst velden lagen rezen nu bergen op.
Aldland, door de zeevaarders Átland genoemd, verzonk, en het woeste water vloeide zo ver over bergen en dalen, dat alles door zee bedolven werd. Veel mensen werden in aarde begraven en wie het vuur ontkomen was, kwam later in het water om.
Niet alleen in de landen van Finda spuwden [050] bergen vuur, maar ook in het Twiskland. Wouden brandden daardoor achter elkaar af, en toen daarvandaan wind kwam, waaiden onze landen vol as. Rivieren werden verlegd en bij hun mondingen ontstonden nieuwe eilanden van zand en aangespoelde kadavers.
Drie jaar lang was Aarde aldus lijdende, maar toen ze hersteld was, kon men haar wonden zien. Veel land was verzonken, ander land uit de zee gerezen en het Twiskland voor de helft ontbost. Bendes Findasvolk kwamen op de lege ruimtes af. Onze bannelingen werden afgemaakt of sloten zich bij hen aan.[1] Toen werd het belang van onze waakzaamheid verdubbeld en leerde Tijd ons dat Eendracht onze sterkste burg is.
Noten
- ↑ ‘sloten zich bij hen aan’ (HJA WRDON HJARA HARLINGA) — lett.: ‘ze werden hun strijdmakkers’.
NL047.06 Goede Tijd ᐊ vorig/volgend ᐅ NL050.19 Magjaren
In andere talen
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstukken G, H en J: Ottema 1876 | Overwijn 1951