NL043.01 Misdaden
Ontwerp 2025 Ott
G. Regels en Recht
De Ergste Misdaden
43.01 [043] Dit zijn straffen voor plegers van de ergste misdaden.[1]
1. Wie uit nijd in het huis van een ander de rode haan steekt, is geen Frijas.[2] Hij is een hoerenzoon met bastaardbloed. Kan men hem op heterdaad betrappen, dan werpt men hem in het vuur. Hij mag vluchten zo hij kan, maar zal nergens veilig wezen voor de wrekende hand.
2. Een echte Frijas kletst of klaagt niet over de vergissingen van zijn naaste. Wie zichzelf iets aandoet, maar geen bedreiging is voor anderen, mag zijn eigen rechter zijn. Wordt hij zo erg, dat men hem toch gaat vrezen, dan moet men de Greve waarschuwen. Maar wie op achterbaskse wijze kwaadspreekt van een ander, in plaats van naar de Greve te gaan, is een hoerenkind. Op de markt wordt hij aan de paal gebonden, zodat het jongvolk hem kan bespugen. Daarna leidt men hem de grens over, maar niet naar de tingroeven,[3] omdat een lasteraar of eerrover ook daar te vrezen is.
3. Mocht er ooit iemand zo slecht zijn, dat hij ons zou verraden bij de vijand, aan hen paden en toegangswegen wees om onze vluchtburgen te bereiken, of daar des nachts in te sluipen, dan zou hij van zuiver Findabloed zijn. Hem zou men moeten verbranden. De zeevaarders zouden zijn moeder en al zijn familieleden naar een ver eiland moeten brengen [044] en daar zijn as verstuiven, opdat er hier geen giftige kruiden uit kunnen groeien. Ook moeten de Famen zijn naam uitspugen in al onze staten, opdat geen kind ooit nog die naam krijgt en wie al zo heet, zijn naam verandert.
Noten
NL042.10 Nijdigen ᐊ vorig/volgend ᐅ NL044.07 Weldoener
Aangepaste volgorde:
NL042.10 Nijdigen ᐊ vorig/volgend ᐅ NL075.08 Ulysus
In andere talen
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstukken G, H en J: Ottema 1876 | Overwijn 1951