NL085.12 Medeasblik: Difference between revisions
(add) |
|||
(27 intermediate revisions by the same user not shown) | |||
Line 1: | Line 1: | ||
=={{Versie_Ott}}== | =={{Versie_Ott}}== | ||
''' | '''N. Op Alle Burgen 3''' | ||
'''2. Frana en de Mágí''' | |||
'''De Slag bij Medeasblik''' | |||
''' | |||
'''[[085|85.12]]''' Hoe het afliep met de Mágí. | |||
Nadat de Moeder was vermoord, liet hij de Lamp en de Famen naar zijn schip brengen, alsmede alle imboedel die hem beviel. Daarna voer hij het Fliemeer op, want hij wilde de Faam van Medeasblik of van Stavora ontvoeren en tot Moeder benoemen. Maar daar was men gewaarschuwd en voorbereid. De zeevaarders van Stavora en van het Alderga waren hem graag tegemoet gevaren, maar de grote vloot was op een verre zeereis. Desondanks vertrokken ze met een bescheiden vloot naar Medeasblik en hielden zich schuil in de beschutting van bomen (in een kreek). | |||
De Mágí naderde Medeasblik op een heldere dag in het volle licht van de zon, doch zijn manschappen bestormden de burg (zonder eerst de directe omgeving te verkennen).<ref>Deel tussen haken is toegevoegd ter verduidelijking.</ref> Maar toen al het krijgsvolk met hun boten was geland, kwamen onze zeevaarders '''[[086|[086]]]''' uit de kreek tevoorschijn en schoten hun pijlen met bollen brandende hars op de vijandelijke vloot. Die waren zo goed gericht, dat veel van de schepen meteen in brand stonden. De achterblijvers op de schepen schoten ook naar ons, maar dat leek nergens op. | |||
Toen er uiteindelijk een brandend vaartuig naar het schip van de Mágí dreef, beval hij zijn schipper af te houden. Maar dat was de Deen die de Fin had geveld en hij zei: “Je hebt onze Eremoeder naar de bodem van de zee gestuurd om jouw komst aan te kondigen. Dit zal je door alle drukte wel zijn vergeten. Daarom zal ik ervoor zorgen dat je je woord houdt.” De Mágí wilde hem afweren, maar de schipper, een echte Frijas en sterk als een juk-os, pakte hem bij zijn hoofd op en tilde hem overboord in de kolkende golven. Daarna hees hij zijn bruine schild in top en voer lijnrecht naar onze vloot. Zo kwamen de Famen ongedeerd bij ons aan, maar de Lamp was uitgegaan en niemand wist hoe dat had kunnen gebeuren. | |||
==Noten== | Toen men op de nog overgebleven schepen hoorde dat de Mágí verdronken was, gingen ze ervandoor, want de meeste zeevaarders onder hen waren Denen. Nadat de vloot een veilige afstand had bereikt, wendden onze zeevaarders de steven en schoten hun brandpijlen af op de Finnen, '''[[087|[087]]]''' en toen die begrepen hoe ze verraden waren, liep iedereen door elkaar, zonder dat er nog sprake was van orde en tucht. Op dat moment kwamen de burgwachters naar buiten. De Finnen die niet vluchtten werden afgemaakt en wie wel kon vluchten vond zijn einde in de poelen van het Kreilerwoud. | ||
Naschrift. | |||
Toen de zeevaarders in de kreek lagen, was er een grapjas uit Stavoren die zei: “Medea mag lachen (''méi lakja'') als wij vanuit deze positie haar burg redden!” Daarom hebben de Famen die kreek ''Medea-méi-lakja'' genoemd. | |||
===Noten=== | |||
<references /> | <references /> | ||
{{Hoofdstuk Navigatie|normal=NL087.13 Afsluiting|back=NL082.01 Frana}} | |||
=={{Titel andere talen}}== | |||
<span> | |||
:<div class="emoji flag de"></div> '''[[DE085.12 Medeasblik]]''' | |||
:<div class="emoji flag uk"></div> '''[[EN085.12 Medeasblik]]''' | |||
:<div class="emoji flag es"></div> '''[[ES085.12 Medeasblik]]''' | |||
:<div class="emoji flag fs"></div> '''[[FS085.12 MÁGÍ|FS085.12 <span class="fryas">MÁGÍ</span>]]''' | |||
:<div class="emoji flag no"></div> '''[[NO085.12 Medeasblik]]'''</span> | |||
=={{Ander NL}}== | |||
Hoofdstukken M, N en O: [[MNO Ottema|Ottema 1876]] | [[MNO Overwijn|Overwijn 1951]] | |||
[[Category:Nederlandse Vertalingen]] | [[Category:Nederlandse Vertalingen]] | ||
{{DEFAULTSORT:^N. Op Alle Burgen 3^}} | |||
{{DEFAULTSORT:^ | |||
Latest revision as of 10:08, 4 November 2024
Ontwerp 2025 Ott
N. Op Alle Burgen 3
2. Frana en de Mágí
De Slag bij Medeasblik
85.12 Hoe het afliep met de Mágí.
Nadat de Moeder was vermoord, liet hij de Lamp en de Famen naar zijn schip brengen, alsmede alle imboedel die hem beviel. Daarna voer hij het Fliemeer op, want hij wilde de Faam van Medeasblik of van Stavora ontvoeren en tot Moeder benoemen. Maar daar was men gewaarschuwd en voorbereid. De zeevaarders van Stavora en van het Alderga waren hem graag tegemoet gevaren, maar de grote vloot was op een verre zeereis. Desondanks vertrokken ze met een bescheiden vloot naar Medeasblik en hielden zich schuil in de beschutting van bomen (in een kreek).
De Mágí naderde Medeasblik op een heldere dag in het volle licht van de zon, doch zijn manschappen bestormden de burg (zonder eerst de directe omgeving te verkennen).[1] Maar toen al het krijgsvolk met hun boten was geland, kwamen onze zeevaarders [086] uit de kreek tevoorschijn en schoten hun pijlen met bollen brandende hars op de vijandelijke vloot. Die waren zo goed gericht, dat veel van de schepen meteen in brand stonden. De achterblijvers op de schepen schoten ook naar ons, maar dat leek nergens op.
Toen er uiteindelijk een brandend vaartuig naar het schip van de Mágí dreef, beval hij zijn schipper af te houden. Maar dat was de Deen die de Fin had geveld en hij zei: “Je hebt onze Eremoeder naar de bodem van de zee gestuurd om jouw komst aan te kondigen. Dit zal je door alle drukte wel zijn vergeten. Daarom zal ik ervoor zorgen dat je je woord houdt.” De Mágí wilde hem afweren, maar de schipper, een echte Frijas en sterk als een juk-os, pakte hem bij zijn hoofd op en tilde hem overboord in de kolkende golven. Daarna hees hij zijn bruine schild in top en voer lijnrecht naar onze vloot. Zo kwamen de Famen ongedeerd bij ons aan, maar de Lamp was uitgegaan en niemand wist hoe dat had kunnen gebeuren.
Toen men op de nog overgebleven schepen hoorde dat de Mágí verdronken was, gingen ze ervandoor, want de meeste zeevaarders onder hen waren Denen. Nadat de vloot een veilige afstand had bereikt, wendden onze zeevaarders de steven en schoten hun brandpijlen af op de Finnen, [087] en toen die begrepen hoe ze verraden waren, liep iedereen door elkaar, zonder dat er nog sprake was van orde en tucht. Op dat moment kwamen de burgwachters naar buiten. De Finnen die niet vluchtten werden afgemaakt en wie wel kon vluchten vond zijn einde in de poelen van het Kreilerwoud.
Naschrift.
Toen de zeevaarders in de kreek lagen, was er een grapjas uit Stavoren die zei: “Medea mag lachen (méi lakja) als wij vanuit deze positie haar burg redden!” Daarom hebben de Famen die kreek Medea-méi-lakja genoemd.
Noten
- ↑ Deel tussen haken is toegevoegd ter verduidelijking.
NL082.01 Frana ᐊ vorig/volgend ᐅ NL087.13 Afsluiting
In andere talen
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstukken M, N en O: Ottema 1876 | Overwijn 1951