Jump to content

U1 Overwijn

From Oera Linda Wiki

Deel II. Vervolg door Oera Lindas

U. Koenraad

1. Sloten en Dijken
2. Over Friso
Moederloos
Band met de Denen
Band met de Saksen
Opkomst der Vaderszonen

Overwijn 1951

[/135] (Het geschrift van Konereed)

Mijn voorouders hebben achtereenvolgens dit boek geschreven. Dit wil ik vóór alles doen, omdat in mijn staat geen burcht over is, waarin de gebeurtenissen worden opgeschreven zoals voorheen. Mijn naam is Koenraad, mijns vaders naam was Frethorik, mijns moeders naam was Wiljo. Na mijns vaders dood ben ik tot zijn opvolger gekozen en toen ik vijftig jaar was, koos men mij tot opperste grietman. Mijn vader heeft beschreven, hoe de Lindaoorden en de Volkstuin (Ljudgaarde) verwoest zijn. Lindaheem is nog weg, de Lindavorden voor een deel, de noordelijke Volkstuin is door de zoute zee bedolven. Het bruisende zeewater likt aan de ringdijk van de burcht. Gelijk mijn vader heeft vermeld, zijn de van hun have en goed beroofde mensen tewerkgegaan en hebben huisjes gebouwd binnen de ringdijk en de burcht, daarom is dat ronddeel nu Volkswaard (Ljudwerd) genoemd. De zeelieden zeggen Volkserd (Ljuwwerd), maar dat is radbraken. In mijn jeugd was het andere land, dat buiten de ringdijk ligt, allemaal poel en moeras. Maar Frya’s volk is wakker en vlijtig, het werd moe noch mat, omdat zijn plan het best mogelijke opleverde. Door sloten te delven en kadijken te maken van de aarde, die uit de sloten kwam, hebben wij weer goede dorpsgrond buiten de ringdijk, die de gedaante heeft van een hoef, drie palen oostwaarts, drie palen zuidwaarts en drie palen westwaarts gemeten. Heden ten dage zijn wij bezig waterpalen te heien om een haven te maken en meteen om onze ringdijk te beschermen. Als het werk gereed is, zullen wij zeelieden laten komen. In mijn jeugd stond het er hier [137] raar voor, maar tegenwoordig zijn de huisjes reeds huizen, die in rijen staan. Fouten en gebreken, die met de armoede waren ingeslopen, zijn door vlijt uitgedreven. Hieruit kan iedereen leren, dat Wr.alda, onze Alvoeder, al zijn schepselen voedt, mits zij moed houden en elkander willen helpen.

Nu wil ik over Friso schrijven.

Friso, die reeds machtig was door zijn manschappen, werd ook tot opperste grietman gekozen door Staveren’s ommelanders. Hij spot met onze wijze van landsverdediging en zeestrijd. Daarom heeft hij een school gesticht, waarin de knapen leren vechten op de wijze van de Grieken. Maar ik geloof, dat hij dat heeft gedaan, om de jeugd aan zijn snoer te binden. Ik heb mijn broer daar ook heengezonden. Dat is nu tien jaar geleden. Want dacht ik, nu wij geen Moeder meer hebben, om de een tegen de ander te beschermen, behoor ik dubbel te waken, opdat hij ons niet de baas wordt.

Goza heeft ons geen opvolgster benoemd, daarover wil ik geen oordeel vellen, maar hier zijn nog oude, kwaaddenkende mensen, die menen, dat zij het daarover met Friso eens is geworden. Toen Goza was gestorven, wilden de mensen van alle oorden een andere Moeder kiezen. Maar Friso, die bezig was om een rijk voor zichzelf te stichten, wenste raad noch bode van Texland. Toen zendboden van de Landzaten bij hem kwamen, sprak hij met nadruk: Goza, zeide hij, was vooruitziende geweest en wijzer dan alle grietmannen tezamen, en toch had zij licht noch helderheid in deze zaak gevonden, daarom had zij geen moed gehad om een opvolgster te kiezen, die twijfelachtig was, daar heeft zij kwaad in gezien. Daarom heeft zij in haar uiterste wil geschreven: het is U beter geen Moeder te hebben dan een, waarop gij U niet kunt verlaten.

Friso had veel gezien, hij was in de oorlog opgevoed en van de streken en listen van de Golen (Druïden) en vorsten had hij juist zoveel geleerd en vergaard als hij nodig had, om de andere grietmannen te leiden, waarheen hij wilde. Zie hier, hoe hij daarmee is te werk gegaan.

Friso had hier een andere vrouw genomen, een dochter van Wilfred (Wilfretho), die bij zijn leven opperste grietman te Staveren geweest was. Bij haar had hij twee zoons gewonnen en twee dochters. Door zijn beleid is Kornelia, zijn jongste dochter, aan mijn broer uitgehuwelijkt. Kornelia is geen goed West Fryas (Keltisch) en moet Kornhelia worden geschreven. Wemmoed, zijn oudste, heeft hij aan Kauch verbonden. Kauch, die ook bij hem op school ging, is de zoon van Wichhirte, de koning der Geermannen. Maar Kauch is ook geen goed West Fryas (Keltisch) en moet Kappie wezen. Maar slechte taal hebben zij meer meegebracht dan goede zeden.

Nu moet ik naar mijn geschiedenis terugkeren.

Na de grote vloed, waarover mijn vader heeft geschreven, waren vele Jutten en Letten met de ebbe uit de Balda of kwade zee [139] gevoerd. Bij ’t Kattegat dreven zij in hun boten met het ijs op de Denemarkse kust en zijn daar op blijven zitten. Daar waren nergens mensen in zicht. Daarom hebben zij het land in bezit genomen, naar hun naam hebben zij het land Jutland genoemd. Naderhand kwamen wel veel Denemarkers terug van de hoge landen, maar deze zetten zich zuidelijker neer. En toen de zeelieden terugkeerden, die niet waren vergaan, gingen dezen en genen naar de See- of Waterlanden. Door deze schikking mochten de Jutten het land behouden waarop Wr.alda hen had gevoerd. De Seelandse zeevaarders die zich niet wilden behelpen of leven van vis alleen en die een grote afkeer hadden van de Golen, gingen toen de Phoinikische schepen beroven. Aan de zuidwestelijke hoek van Schoonland, daar ligt Lindasburcht, (bijgenaamd Linda’s neus, Lindesnaes, Noorwegen, door onze Apol gesticht, gelijk in dit boek staat geschreven). Alle kustbewoners en ommelanders waren daar echt Fryas gebleven, maar door de lust tot wraak tegen de Golen en tegen de Kelten, gingen zij met de Seelanders samen, maar dat samendoen heeft geen steek gehouden. Want de Seelanders hadden vele verderfelijke zeden en gewoonten overgenomen van de boze Magianen, Frya’s volk ten spot. Vervolgens ging elk voor zichzelf roven, maar als het te pas kwam, dan stonden zij elkander getrouwelijk bij. Ten laatste echter begonnen de Seelanders gebrek te krijgen aan goede schepen. Hun scheepmakers waren omgekomen en hun wouden waren met grond en al van het land weggevaagd. Nu kwamen er onverwachts drie schepen bij de ringdijk van onze burcht meren. Door de overstromingen door onze landen waren zij verdwaald en de Vliemond misgevaren. De koopman, die meegegaan was, wilde van ons nieuwe schepen hebben. Daarvoor hadden zij allerlei kostbare waren meegebracht, die zij geroofd hadden van de Keltische landen en van de schepen der Phoinikiërs. Omdat wij zelf geen schepen hadden, gaf ik hun flinke paarden en vier gewapende renboden mee naar Friso. Want te Staveren en langs het Aldega, daar werden de beste oorlogsschepen gemaakt van hard eikenhout, dat nooit rot. Terwijl de oorlogsmatrozen bij mij vertoefden, waren enkele Jutten naar Texland gevaren en daar waren zij naar Friso verwezen. De Seelanders hadden velen van hun grootste knapen geroofd, die op hun banken moesten roeien en van hun grootste dochters, om bij haar kinderen te verwekken. De grote Jutten konden daar niets aan doen, doordat zij geen goede wapens hadden. Toen zij hun leed hadden verteld en daarover veel woorden waren gewisseld, vroeg Friso tenslotte, of zij geen goede haven in hun land hadden. O ja, antwoordden zij, een beste, een door Wr.alda geschapene. Zij is net als uw bierkruik daar, de hals is nauw, maar in haar buik kunnen wel duizend grote boten liggen. Maar wij hebben geen burcht, noch burchtwapens, om de roofschepen er uit [141] te houden, Dan moeten jullie er een maken, zei Friso. Goed geraden, antwoordden de Jutten, maar wij hebben geen ambachtslieden, noch bouwgereedschap; wij zijn allemaal vissers en jutters. De anderen zijn verdronken of naar hoge landen gevlucht. Midderwijl zij zo aan het praten waren, kwamen mijn boden met de Seelander-heren aan zijn hof. Hier moet je nu opletten, hoe Friso allen wist te bedotten, tot genoegen van beide partijen en ten bate van zijn eigen doel. Aan de Seelanders beloofde hij, dat zij jaarlijks vijftig schepen zouden krijgen naar vaste afmetingen en voor vaste prijzen, toegerust met ijzeren ketenen en kraanbogen en met vol tuig, zoals dat voor oorlogsschepen nodig en nuttig is, maar dan moesten zij de Jutten met rust laten en al het volk, dat tot Frya’s kinderen behoorde. Ja, hij wilde meer doen, hij wilde al onze matrozen uitnodigen, om mee te vechten en te roven. Toen de Seelanders waren vertrokken, liet hij veertig oude schepen laden met burchtwapens, hout, eigengebakken stenen, timmerlieden, metselaars en smeden om daarmee burchten te bouwen. Witto, dat is ’de witte’, z’n zoon, zond hij mee, als opzichter. Wat er zoal is voorgevallen, is mij niet gemeld, maar zoveel is mij duidelijk geworden, dat aan beide zijden van de havenmond een versterkte burcht is gebouwd en daarin is volk gelegd, dat Friso uit de Saksenmarken haalde. Witto heeft Sjuchthirte gevrijd en tot vrouw genomen. Wilhim (Willem), zo heette haar vader, Hij was opperste olderman der Jutten, dat is opperste grietman of graaf. Wilhim is kort daarna gestorven, en Witto is in zijn plaats gekozen.

Wat Friso verder deed.

Van zijn eerste vrouw had hij twee zwagers overgehouden, die zeer kloek waren. Hetto, (dat is ‘de hete’) de jongste, zond hij als zendbode naar Kattaburg, dat diep in Saksenmarken ligt (Nassau). Hij had van Friso zeven paarden meegekregen, behalve zijn eigen, beladen met kostbare zaken, door de zeemacht geroofd. Bij ieder paard waren twee jonge matrozen en twee jonge ruiters, die rijk waren gekleed en met geld in hun buidels. Zoals hij Hetto (Onderhandelaar) maar Kattenburg zond, zond hij Bruno, (dat is 'de bruine’), de andere zwager, naar Draviksoord. (Mannagarda-oord is vroeger in dit boek ’Mannagarda-forda’ geschreven, maar dat is fout). Alle rijkdommen, die zij mee hadden, werden al naar de omstandigheden weggegeven aan vorsten en vorstinnen en aan uitverkoren meisjes. Kwamen dan zijn knapen in de gelagkamer om daar met de jeugd te dansen, dan lieten zij korven met kruidkoek en vaten of tonnen van het beste bier komen. Na deze boden liet hij gedurig jongelui over de Saksenmarken reizen, die allen geld in hun buidels hadden en allemaal giften of geschenken meebrachten en in de gelagkamer verteerden zij maar onbekommerd door. Als het nu gebeurde, dat de Saksenknapen daar afgunstig op neerzagen, dan lachten [143] zij goedmoedig en zeiden: als jullie de algemene vijand durft bestrijden, dan kunnen jullie je meisje nog veel rijker geschenken zeven en dan nog vorstelijke verteringen maken. Beide zwagers van Friso zijn getrouwd met dochters van de aanzienlijkste vorsten en naderhand kwamen de Saksische jongelui en meisjes bij hele troepen naar het Vliedmeer afzakken.

De burchtvrouwen en oudere maagden, die nog van de vroegere grootheid wisten, voelden niets voor Friso's bedrijf. Daarom spraken zij geen goed van hem. Maar Friso, slimmer dan zij, liet ze babbelen. De jonge maagden echter, bond hij met gouden vingers aan zijn zaak. Zij zeiden overal: wij hebben toch geen Moeder meer, maar dat komt omdat wij meerderjarig zijn. Tegenwoordig past ons een koning, opdat wij onze landen terugkrijgen, die de Moeders hebben verloren door haar ondoortastendheid. Verder verkondigden zij: Aan ieder Fryakind is de vrijheid gegeven, zijn stem te laten horen, voordat er een besluit wordt genomen bij het kiezen van een vorst. Maar als het zover mocht komen, dat gij U weer een koning kiest, dan wil ik ook mijn mening zeggen. Naar al wat ik beschouwen kan, is Friso daartoe door Wr.alda gekozen, want Het heeft hem op wonderbaarlijke wijze hierheen geleid. Friso kent de streken van de Galliërs, wier taal hij spreekt, hij kan dus tegen hun listen waken. Dan is er nog iets in het oog te houden. Welke graaf zou men tot koning kiezen, zonder dat de anderen daarop afgunstig zouden zijn? Al zulke praatjes werden door de jonge maagden verkocht, maar de oudere maagden, ofschoon weinig in aantal, tapten haar redenen uit een ander vaatje. Zij spraken allerwegen en tot iedereen: Friso, zo spraken zij, doet, zoals de spinnen doen, ’s nachts spant hij zijn netten naar alle zijden en overdag verschalkt hij daarin zijn van niets kwaads bewuste vrienden. Friso zegt, dat hij priesters noch vreemde vorsten mag lijden, maar ik zeg, dat hij niemand mag lijden dan zichzelf. Daarom wil hij niet gedogen, dat de burcht Staveren weer wordt opgericht. Daarom wil hij geen Moeder meer hebben. Vandaag is Friso Uw raadgever, maar morgen wil hij Uw koning worden, opdat hij over U allen kan heersen. In de boezem van het volk ontstonden twee partijen. De ouden en armen nu, wilden weer een Moeder hebben, maar de jeugd, die vol strijdlust was, wilde een Vader of koning hebben. De eersten noemden zich Moederszonen en de anderen noemden zich Vaderszonen, maar de Moederszonen waren niet in tel, want omdat er veel schepen gemaakt werden, was er overvloed van werk voor de scheepmakers, smeden, zeïlmakers, reepmakers en voor alle andere ambachtslieden. Daarenboven brachten de matrozen allerhande sieraden mee. Daarin hadden de vrouwen, de maagden en de meisjes pleizier en daarin hadden al hun bloedverwanten genoegen en al hun goede kennissen en vrienden.

Toen Friso ongeveer veertig jaar te Staveren had huis gehouden, [145] stierf hij. Door zijn bemoeiïngen had hij vele staten weer tot elkander gebracht, maar of wij daardoor beter werden, durf ik niet te bevestigen. Van alle graven die vóór hem waren, was er niemand zo befaamd als Friso geweest. Maar, zoals ik al eerder zei, de jonge maagden spraken zijn lof, terwijl de oudere maagden alles deden om hem te laken en gehaat te maken bij alle mensen. Daarmee konden de oudere maagden hem wel niet storen in zijn bemoeiïngen, maar zij hebben met haar misbaar toch zoveel uitgewerkt, dat hij gestorven is zonder dat hij koning was.

Navigeer

S4T Overwijn ᐊ vorig/volgend ᐅ U3 Overwijn