NL007.01 Lyda
Ontwerp 2025 Ott
D. Op Drie Burgen
3. Drie Oermoeders
Lijda
7.1 [007] Lijda was zwart, met krullend haar als dat van lammeren. Als sterren folkelden haar ogen. Ja, de blik van een gier was schuw bij die van haar.
Scherpzinnige Lijda. Een slang kon ze horen glijden en waren er vissen in het water, ontging dat haar neus niet.
Welgevormde Lijda.[1] Een sterke boom kon ze buigen, maar als ze liep, brak geen bloemsteel onder haar voet.
Machtige Lijda. Luid was haar stem en ging ze boos tekeer, dan vluchtte iedereen.
Verwonderlijke Lijda. Van wetten wilde ze niets weten en haar daden werden door driften gestuurd. Om de kwetsbare te helpen, doodde ze de sterke en vervolgens huilde ze bij het lijk.
Arme Lijda. Ze werd grijs door haar stuurloze gedrag en uiteindelijk stierf ze van hartzeer om het kwaad van haar kinderen.
Dwaze kinderen. Ze verweten elkaar hun moeders dood. Ze huilden en vochten als wolven, en ondertussen pikten vogels aan het lijk. Wie kan zijn tranen bedwingen?
Noten
- ↑ ‘welgevormde’ (RÀDBVWDE) — lett.: ‘gereed-gebouwde’ of ‘vol-maakte’, maar dan in de stoffelijke betekenis; RÉDBVWDE zou een meer consistente spelling zijn.
NL006.12 Schepping ᐊ vorig/volgend ᐅ NL007.30 Finda
Aangepaste volgorde:
NL005.30 Stift ᐊ vorig/volgend ᐅ NL007.30 Finda
In andere talen
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstuk D: Ottema 1876 | Overwijn 1951