NL125.05 Demetrius
Ontwerp 2025 Ott
S. Frethorik
3. Dagboek Ljudgeert
Demetrius en Friso
125.05 Onder de vele generaals had Nearchos een vriend die Antigonus heette.[1] Zij streefden een gezamenlijk doel na, zo ze zeiden als aanhangers van het koninklijk geslacht en tevens om alle Kreeklanden hun oude vrijheid terug te geven.
Antigonus had onder vele anderen een zoon die Demetrius heette, later bijgenaamd de Stedenwinner.[2] Hij belegerde onder andere de stad Salamis. Nadat hij daar al een lange strijd had geleverd, moest hij het opnemen tegen de vloot van Ptolemaeus — zo heette de vorst die Egiptaland beheerde. Demetrius won de zeeslag, niet door zijn huurlingen, maar doordat wij hem hielpen.[3] Dit hadden we gedaan als bondgenoten van Nearchos, omdat we door zijn blanke huid, blauwe ogen en wit haar begrepen dat hij een deel van zijn bloed met ons deelde. Vervolgens viel Demetrius Rhodos aan.[4] Daarheen vervoerden wij zijn huurlingen en proviand.
Toen we de laatste keer bij Rhodos aankwamen, bleek de oorlog voorbij te zijn en was Demetrius al naar Athenia gevaren. Onze zeekoning nam daar kennis van en leidde ons terug, maar toen we in de haven aankwamen was [126] heel het dorp in rouw gedompeld.
Friso, de koning van onze vloot, had thuis een zoon en dochter, zo roomblank[5] alsof ze pas uit Frijasland waren aangekomen en zo wondermooi, dat niemand zich grotere schoonheid kon voorstellen. Hun reputatie verspreidde zich over alle Kreeklanden en kwam ook Demetrius ter ore. Demetrius was bedorven en onzedelijk. Hij dacht dat hij kon doen wat hij maar wilde en liet de dochter openlijk ontvoeren.
De moeder durfde de thuiskomst van haar Joy niet af te wachten. (Joy is hoe zeevaardersvrouwen hun mannen noemen en betekent: blijdschap. Ze zeggen ook wel Zoethart. De zeevaarders noemen hun vrouwen Troost en Fro(w)(lik), dat is: vrolijk.) Omdat ze niet op haar man durfde wachten, ging ze met haar zoon naar Demetrius en smeekte hem haar dochter terug te geven. Maar toen Demetrius haar zoon zag, liet hij hem naar zijn paleis voeren en deed met hem hetzelfde als hij met zijn zus had gedaan. Aan de moeder zond hij een buidel goud, maar die werd door haar in zee gesmeten. Toen ze thuis kwam werd ze waanzinnig. Ze liep door alle straten, in zichzelf pratend: “Heb jij mijn kinderen mischien gezien? O, muur, kan ik me hier verschuilen? Mijn Joy zal me doden, omdat ik zijn kinderen ben verloren!”
[127] Toen Demetrius vernam dat Friso thuisgekomen was, zond hij hem een bode met het bericht dat hij zich over de kinderen had ontfermd, om hen op een hoge status voor te bereiden, als beloning voor de diensten van hun vader. Maar Friso, die trots en radicaal was, zond een bode naar zijn kinderen met een brief, waarin hij hen aanraadde zich niet te verzetten tegen Demetrius, die immers het beste met hen voor had.
De bode bracht echter ook vergif en een tweede brief, waarin hij hen beval dat in te nemen. “Want”, zei hij, “tegen je wil is je lijf bevuild. Dat kan jou niet worden verweten. Maar indien je je ziel vervuilt, dan zul je nooit in Walhalla komen. Je ziel zal dan op Aarde blijven rondzwerven, zonder ooit het licht te kunnen vinden. Zoals de vleermuizen en nachtuilen zul je bij dag in je hol schuilen en er ‘s nachts uitkomen om op onze graven te huilen en jammeren, terwijl Frija haar hoofd van je moet afkeren.” De kinderen deden wat hen bevolen was. Demetrius liet hun lijken in zee werpen en tegen de mensen werd gezegd dat ze waren gevlucht.
Noten
- ↑ Antigonos I Monophthalmos.
- ↑ Demetrios I Poliorketes.
- ↑ Salamis was toen de voornaamste stad van Cyprus en werd 306 v.Chr. door Demetrius veroverd nadat hij de vloot van Ptolemaeus I Soter had verslagen.
- ↑ Het Beleg van Rhodos begon in 305 v. Chr. en zou een jaar duren.
- ↑ Letterijk: zo bijster fris (SÁ BJUSTRE FRES).
NL120.10 Alexander ᐊ vorig/volgend ᐅ NL127.28 Afscheid
In andere talen
Andere Nederlandse vertalingen
Hoofdstuk S3: Ottema 1876 | Overwijn 1951