NL076.13 Athenia

    From Oera Linda Wiki
    Revision as of 18:51, 20 June 2024 by Jan (talk | contribs) (→‎Ott werkversie: minor edits)

    Ontwerp 2025 Ott

    10b. Verval in Athenia

    [076/22] De andere Kreeklanders heeft u zeker veel kwaad horen spreken over Sékrops, want hij stond niet goed bekend. Maar ik durf te zeggen dat hij een verlicht man was, in even hoge mate geroemd door de  inlanders als door ons. Want hij was er niet op uit om de mensen uit te buiten, zoals de andere priesters, maar hij was deugdzaam en hij wist de wijsheid van vreemde volkeren naar waarde te schatten. Om deze reden [077] had hij ons toegestaan te leven volgens onze eigen Boek van Rechtspraak.[1] Het verhaal ging rond dat hij ons genegen was, omdat hij door een Egyptische priester verwekt zou zijn bij een Fryas meisje, omdat hij blauwe ogen had en er destijds veel meisjes van ons ontvoerd waren om in Egyptaland verkocht te worden. Zelf heeft hij dat echter nooit bevestigd. Hoe dan ook, het is zeker waar, dat hij ons gunstiger gezind was dan alle andere priesters tesamen.

    Maar na zijn dood gingen zijn opvolgers al snel aan onze wetten tornen en voerden ze geleidelijk zoveel wanstaltige regels in, dat er uiteindelijk van ‘gelijke rechten’ en ‘vrijheid’ niets anders overbleef dan de illusie en de woorden. Ook gaven ze ons geen toestemming om onze richtlijnen op schrift te stellen, waardoor we de kennis daarvan kwijtraakten. Eerst werden alle zaken binnen Athenia nog in onze taal geregeld, daarna moest het in beide talen gebeuren en tenslotte mocht het alleen nog in de landstaal.

    In de eerste jaren koos het manvolk van Athenia enkel vrouwen van onze eigen stam, maar het jongvolk dat opgegroeid was met de inlandse meisjes nam daar ook van. De verbasterde kinderen die daaruit voortkwamen waren de schoonste en slimste in [078] de wereld, maar ze waren ook het meest verdorven — hinkend op twee gedachten, onverschillig tegenover zeden en gebruiken, tenzij het in hun eigen belang was.

    Zolang Frya’s geest er nog enigermate straalde, werd al het beschikbare materiaal gebruikt voor bouwwerken van de gemeenschap en mocht niemand een huis bouwen dat groter en meer weelderig was dan dat van zijn naasten. Maar toen sommige verbasterde stedelingen rijk werden door onze zeevaart en met het door slaven gedolven zilver, gingen ze buiten de burcht op berghellingen of in dalen wonen. Daar, achter een hoge beschutting van gebladerte of steen lieten ze rijkelijk ingerichte paleizen bouwen. En om bij de bedorven priesters in de smaak te vallen, zetten ze er onkuise en op afgoden lijkende beelden in. Bij de priesters en prinsen werden knapen soms nog meer begeerd dan dochters en vaak door verleiding of dwang van het rechte pad af geleid.[2]

    Aangezien rijkdom voor die bedorven en verbasterde soort een veel hogere waarde heeft dan deugd en eer, zag men soms knapen die zichzelf sierden met buitensporige, kostbare kleding — hun ouders en de Maagden beschamend en [079] hun geslacht bespottend. Kwamen onze eenvoudig gebleven ouderen te Athenia op de Algeme Acht om zich daarover te beklagen, dan werd er geroepen: “Hoort, hoort! Een vis-mens wil iets zeggen!”[3]

    En zo is Athenia geworden als een moeras in warme landen, vol bloedzuigers, padden en gifslangen, waar geen mens van goede zeden zijn voet zou durven zetten.

    Noten en andere vertalingen

    Navigeer

    Nl 10a Ulysus ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 11a De Denemarken

    Aangepaste volgorde:

    Nl 09e De Geertmannen ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 16g Panj-ab Brief

    En 10b Athenia