NL029.12 Handel: Difference between revisions
m Jan moved page Nl 04c Handel en Strijd to NL029.12 Handel |
|
(No difference)
| |
Revision as of 18:05, 28 July 2024
Ontwerp 2025 Ott
F. Minno’s Geschriften
1. Wet en Richtlijn
Handel en Strijd
29.12 Nuttige zaken uit de door Minno nagelaten geschriften.
(Minno was een oude zeekoning, ziener en wijsgeer. Hij gaf de Kretenzers wetten, was geboren aan de Lindawaarden en na zijn avonturen genoot hij het geluk om te Lindahiem te sterven.)
1. Wanneer ons buurvolk een stuk land heeft, of water dat ons geschikt lijkt, kunnen we dat te koop vragen. Weigeren ze, dan laten we hen het behouden. Dat is in de geest van Frya’s Tex en het zou onrechtvaardig zijn het ze af te nemen.
2. Wanneer onze buurvolken ruzieën en strijden over eenvoudige zaken of over land en ze ons vragen een oordeel uit te spreken, dan dient men dat liever achterwege te laten. Als het echt niet anders kan moet men dat eerlijk en rechtvaardig doen.
[030] 3. Komt er iemand die zegt: “Ik heb oorlog, nu moet u me helpen”; of een ander komt en zegt: “Mijn zoon is minderjarig en onbekwaam. Ik ben oud. Nu wil ik u aanstellen als voogd over hem en over mijn land, tot hij oud genoeg is”, dan dient men dat te weigeren, opdat wij geen onenigheid zullen krijgen over zaken die strijdig zijn met ons Fryas normbesef.
4a. Wanneer er op de Toelaatmarkt van Wieringga of op Almanland een buitenlands koopman komt die bedriegt, dan wordt hij onmiddellijk gemerktekend en door de Maagden kenbaar gemaakt in het hele land.[1] Komt hij ooit terug, dan zal niemand van hem kopen. Hij mag vertrekken zoals hij gekomen is.
4b. Dus, wanneer er kooplieden worden verkozen om over de markten te gaan of met de vloot mee te varen, dan dient men alleen mannen te kiezen die men door en door kent en die een goede reputatie hebben bij de Maagden.
4c. Gebeurt het toch dat er een slecht man tussen zit die het volk misleiden wil, dan dienen de anderen in te grijpen. Heeft hij het al gedaan dan moet men het rechtzetten en de oplichter uit onze landen verbannen, opdat onze naam overal met eerbied zal worden uitgesproken.
5. Als het anderzijds gebeurt dat een volk ons op een buitenlandse markt — hetzij dichtbij of ver weg — leed aandoet of besteelt, dan moeten we zonder aarzelen toeslaan. Want hoewel we [031] er alles aan moeten doen om vrede te bewaren, mogen onze halfbroeders ons nooit minachten of denken dat we bang zijn.
Noten en andere vertalingen
Noten
Overwijn 1951
[31] I. Nuttige zaken uit de nagelaten geschriften van Mino.
Mino was een oude zeckoning, een ziener en wijsgeer. Hij heeft aan de Kretensers wetten gegeven. Hij is geboren bij de Lindaoorden en na al zijn omzwervingen heeft hij het geluk gehad, om te Lindaheem te sterven.
Indien onze buren een stuk land hebben of water, dat ons goed toeschijnt, dan voegt het ons dat te koop te vragen. Willen zij niets doen, dan moet men hun dat laten behouden. Dat is naar Frya’s tekst en het zou onrecht zijn het hun afhandig te maken.
Indien er buren onder elkaar kijven en twisten over een of andere zaak zoals over land, en zij verzoeken ons een oordeel uit te spreken, dan moet men dat liever achterwege laten, maar als men daar niet buiten kan, moet men dit eerlijk en rechtvaardig doen.
Komt er iemand zeggen: ik heb oorlog en nu moet gij mij helpen, of een ander komt zeggen: mijn zoon is minderjarig en onbekwaam en ik ben oud, nu wilde ik u tot voogd over hem en over mijn land maken, totdat hij meerderjarig is, zo behoort men dat te weigeren, opdat wij niet in twist komen over zaken die in strijd kunnen zijn met onze vrije zeden.
Indien cen buitenlands koopman komt op de toegelaten markt te Wieringen of te Ameland en hij bedriegt, dan vervalt hij terstond in de marktboete en door de burchtvrouwen wordt hij bekend gemaakt over het hele land. Komt hij dan terug, dan zal niemand van hem kopen, en hij kan vertrekken zoals hij is gekomen. Dus, wanneer er kooplieden gekozen worden, om ter markt te gaan, of met de vloot te varen, dan behoort men alleen dezulken te kiezen, die men door en door kent en in een, goede roep staan bij de burchtvrouwen. Gebeurt het niettemin, dat er een slecht man onder is, die de mensen wil bedriegen, dan behoren de anderen het bedrog af te wenden. Is het reeds geschied, dan moet men het herstellen, en de misdadiger uit het land verbannen, opdat onze naam overal met ere mag worden genoemd.
Maar als wij ons op een buitenlandse markt bevinden, hetzij nabij of ver af en het volk doet ons leed of besteelt ons, dan behoren wij met een onverwijlde aanval toe te slaan, want ofschoon wij alles behoren te doen om des vredes wille, mogen onze halfbroeders ons nooit minachten of wanen, dat wij bang zijn.
Ottema 1876
[/43] Nuttige zaken uit de nagelaten schriften van Minno.
Minno was een oude zeekoning, een ziener en wijsgeer; hij heeft aan de Kretensen wetten gegeven. Hij is geboren aan de Lindaoorden, en na al zijne omzwervingen heeft hij het geluk genoten om te Lindahem te sterven.
Zoo wanneer onze naburen een stuk land hebben of water, dat ons goed toeschijnt, zoo voegt het ons dat te koop te vragen; willen zij dat niet doen, zoo moet men hun dat laten behouden: dat is naar Fryas tex en het zoude onrecht wezen dat afhandig te maken.
Wanneer er naburen te zamen kijven en twisten over eenige zaak (anders) dan over land, en zij ons verzoeken een oordeel uit te spreken, zoo behoort men dat liever achterwege [45] te laten; doch als men daar niet buiten kan, zoo moet men dat eerlijk en rechtvaardig doen.
Komt er iemand en zegt: ik heb oorlog en nu moet gij mij helpen. Of een ander komt en zegt: mijn zoon is minderjarig en onbekwaam en ik ben oud, nu wilde ik u tot voogd over hem en over mijn land stellen, totdat hij meerderjarig is, zoo behoort men dat te weigeren, opdat wij niet in twist mogen komen over zaken strijdende met onze vrije zeden.
Wanneer een buitenlandsch koopman komt op de toegelatene markt te Wyringen of te Almanland en hij bedriegt, zoo wordt hij terstond in de marktboete geslagen en door de maagden kenbaar gemaakt over het geheele land. Komt hij dan terug, dan zal niemand van hem koopen, en hij mag vertrekken gelijk hij gekomen is. Dus wanneer er kooplieden gekozen worden om ter markt te gaan, of met de vloot te varen, dan behoort men alleen dezulken te kiezen, die men door en door kent en in een goeden roep staan bij de maagden. Gebeurt het desniettemin, dat er een slecht man onder is, die de menschen bedriegen wil, zoo behooren de anderen dat te weren. Heeft hij het reeds gedaan, dan moet men dat herstellen, en den misdadiger uit het land verbannen, opdat onze naam overal met eere genoemd mag worden.
Maar zoo wij ons op eene buitenlandsche markt bevinden, hetzij nabij of ver af en het volk ons leed doet of besteelt, dan behooren wij met een haastigen aanval toe te slaan, want ofschoon wij alles behooren te doen om des vredes wille, mogen onze halfbroeders ons nimmer minachten of wanen dat wij bang zijn.
Nl 04b Wetten voor de Zeevaart ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 04d Over Wetten