NL113.23 Vlucht: Difference between revisions
No edit summary |
|||
Line 38: | Line 38: | ||
{{Hoofdstuk Navigatie|normal=NL115.10 Overspoeld|back=NL108.28 Rijn|alternative=NL115.10 Overspoeld|altback=NL136.08 Jesus}} | {{Hoofdstuk Navigatie|normal=NL115.10 Overspoeld|back=NL108.28 Rijn|alternative=NL115.10 Overspoeld|altback=NL136.08 Jesus}} | ||
<span><div class="emoji flag uk"></div> '''[[ | <span><div class="emoji flag uk"></div> '''[[EN113.23 Grievances]]''' <div class="emoji flag es"></div> '''[[ES113.23 Huida]]'''</span> | ||
[[Category:Nederlandse Vertalingen]] | [[Category:Nederlandse Vertalingen]] | ||
__FORCETOC__ | __FORCETOC__ | ||
{{DEFAULTSORT:^S. Frethorik^}} | {{DEFAULTSORT:^S. Frethorik^}} |
Revision as of 16:05, 7 August 2024
Ontwerp 2025 Ott
S. Frethorik
1. Tweede Erge Tijd
Vlucht naar de Saksen
113.23 Mijn naam is Frethorik, toegenaamd Oera Linda, dat wil zeggen: Over de Linde. Te Ljudwardia ben ik tot Asega (wetskenner, rechtspreker) verkozen. Ljudwardia is een nieuw dorp binnen de ringdijk van de burg Ljudgarda, dat een slechte naam heeft gekregen.
In mijn tijd als Asega is er veel gebeurd, waarover ik uitgebreid heb geschreven. Maar ook daarna zijn mij nog veel dingen ter ore gekomen. Van één en [114] ander wil ik een geschiedenis schrijven, als aanvulling op dit boek, ter ere van de goede mensen en tot schande van de slechten.
In mijn jeugd hoorde ik iedereen klagen: Een erge tijd zou komen of was al aangebroken. Frya had ons verlaten en had haar Waaksters meegenomen, omdat er afgodsbeelden waren gevonden binnen onze grenspalen. Ik brandde van nieuwsgierigheid om die beelden eens te zien. In onze buurt strompelde een oud vrouwtje langs de huizen dat overal de erge tijd verkondigde. Ik zocht toenadering. Zij streelde mijn kin. Nu durfde ik haar te vragen over de erge tijd en of ze mij de beelden wilde wijzen. Ze glimlachte en bracht me naar de burg. Een oude man vroeg me of ik al lezen en schrijven kon. Nee, zei ik. Dan moet je dat eerst leren, zei hij, anders kan het je niet worden gewezen. Dagelijks ging ik naar de schrijver om te leren.
Acht jaar later hoorde ik geruchten dat onze Burgfaam ontucht had gepleegd, dat sommige burgheren hadden gecollaboreerd met de Mágí en dat veel mensen hun kant hadden gekozen. Overal kwam tweespalt. Er waren kinderen die opstonden tegen hun ouders. Integere mensen werden op laffe wijze vermoord. Het oude Faamke dat iedereen had gewaarschuwd [115] werd dood gevonden in een greppel. Mijn vader, die rechter was, wilde haar laten wreken, maar werd des nachts in zijn huis vermoord.
Drie jaar later regeerde de Mágí hier, zonder te hebben gestreden. De Saksen waren standvastig en verstandig gebleven. Naar hen vluchtten alle goede mensen. Toen mijn moeder bezweek, ging ik met hen mee.
Noten en andere vertalingen
Overwijn 1951
[111] (De geschriften van Frethorik en Wiljo)
Mijn naam is Frethorik bijgenaamd „Oera Linda”, dat wil zeggen „Over de Linden”. Te Ljudwarda ben ik tot Asega gekozen. Ljudwardja is een nieuw dorp, binnen de ringdijk van de burcht Liudgarda, waarvan de naam in oneer is gekomen. In mijn tijd is er veel gebeurd. Veel had ik daarover geschreven, maar naderhand is mij nog veel gemeld. Van een en ander wil ik een geschiedenis achter in dit boek schrijven, de goede mensen tot eer, de slechte tot oneer.
In mijn jeugd hoorde ik alom klachten: Er zou een boze tijd komen, er was een kwade tijd gekomen, Frya had ons verlaten, zij bad haar waakmeisjes achterwege gehouden, want er waren afgodische beelden binnen onze landspalen gevonden. Ik brandde van nieuwsgierigheid om die beelden te bekijken. In onze buurt strompelde een oud vrouwtje de huizen uit en in, dat altijd riep over de boze tijd. Ik trok haar opzij. Zij streek mij om de kin. Nu werd ik vrijmoedig en vroeg haar of zij mij de boze tijd en de beelden eens wilde laten zien. Zij lachte goedaardig en bracht mij op de burcht. Een grijsaard vroeg mij of ik al kon lezen en schrijven. Nee, zei ik. Dan moet je eerst eens gaan leren, zei hij, anders mag het je niet getoond worden. Dagelijks ging ik bij de schrijver leren. Acht jaar later hoorde ik, dat onze burchtvrouw ontucht had bedreven en dat sommige burchtheren verraad hadden gepleegd met de Magy. En veel mensen waren op hun kant. Overal kwam tweedracht. Er waren kinderen, die opstonden tegen hun ouders. In het geheim werden de oppassende mensen vermoord. Het oude vrouwtje, dat alles bekend maakte, werd dood gevonden in een greppel. Mijn vader, die rechter was, wilde haar gewroken hebben. ’s Nachts werd hij in zijn huis vermoord. Drie jaar later was de Magy meester zonder strijd. De Saksen waren betrouwbaar en oppassend gebleven. Naar hen vluchtten alle goede mensen. Mijn moeder bestierf het. Toen deed ik als de anderen.
Ottema 1876
[157] De geschriften van Frêthorik en Wiljow.
Mijn naam is Frêthorik toegenaamd oera Linda, dat wil zeggen over de Linden. Te Ljudwardia ben ik tot Asga gekozen. Ljudwardia is een nieuw dorp, binnen den ringdijk van de burgt Ljudgarda, waarvan de naam in oneer gekomen is. Onder mijne tijden is veel gebeurd. Veel had ik daarover geschreven; maar naderhand zijn mij nog vele dingen gemeld. Van een en ander wil ik eene geschiedenis achter dit boek schrijven, de goede menschen tot eere, de slechten tot oneer.
In mijne jeugd hoorde ik klachten alomme: booze tijd kwam; booze tijd was gekomen; Frya had ons verlaten; zij had hare waakmeisjes terug gehouden; want gedrochtelijke (afgods)beelden waren binnen onze landpalen gevonden.
Ik brande van nieuwsgierigheid om die beelden te zien. In onze buurt strompelde een oud vrouwtje de huizen uit en in, altijd roepende over de booze tijd. Ik draaide haar op zijde. Zij streek mij om de kin. Nu werd ik vrijmoedig en vroeg haar of zij mij de booze tijd en de beelden eens wilde toonen. Zij lachte goedaardig, en bragt mij op de burgt. Een grijsaard vroeg mij of ik al lezen en schrijven kon. Neen, zeide ik. Dan moet gij eerst heengaan en leeren, zeide hij, anders mag het u niet getoond worden. Dagelijks ging ik bij den schrijver leeren. Acht jaren later hoorde ik, dat onze burgtmaagd ontucht had bedreven en dat sommige burgtheeren verraad gepleegd hadden met den Magy. En vele menschen waren op hunne zijde. Overal kwam tweespalt. Er waren kinderen, die opstonden tegen hunne ouders. In 't verborgen [159] werden de brave menschen vermoord. Het oude vrouwtje, dat alles openbaar maakte, werd dood gevonden in een gruppel. Mijn vader, die rechter was, wilde haar gewroken hebben. Bij nacht werd hij in zijn huis vermoord. Drie jaren later was de Magy meester zonder strijd. De Saxmannen waren vroom en braaf gebleven. Naar hen vluchtten alle goede menschen. Mijne moeder bestierf het. Nu deed ik als de anderen.
NL108.28 Rijn ᐊ vorig/volgend ᐅ NL115.10 Overspoeld
Aangepaste volgorde:
NL136.08 Jesus ᐊ vorig/volgend ᐅ NL115.10 Overspoeld
EN113.23 Grievances ES113.23 Huida