Jump to content

C Ottema

From Oera Linda Wiki
Revision as of 09:48, 1 September 2024 by Jan (talk | contribs) (opmaak)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)

Deel I. Het Boek der Adela-volgers

C. Inleiding door Opstellers

Gouwraad in Verwarring
Betoog van Adela
Namen der Opstellers

Ottema 1876

[5] Het boek van Adela's aanhangers.

Dertig jaren na den dag, waarop de volksmoeder omgebracht was, door den overste Magy, stond het er erg aan toe. Alle staten, die er liggen aan de andere zijde der Weser, waren van ons afgescheurd en onder het geweld des Magy gekomen; en het stond te vreezen, dat hij geweldig zoude worden over het geheele land. Om dat ongeluk te weeren, had men eene algemeene volksvergadering belegd, alwaar vergaderd waren alle manspersonen, die in een goeden roep stonden bij de maagden (priesteressen). Doch nadat er meer verloopen waren dan drie etmalen, was de geheele Go-raad in de war, en alles even als bij hunne komst.

Toen ten laatste vroeg Adela het woord, en sprak: Gij allen weet, dat ik drie jaren burgtmaagd geweest ben; ook weet gij, dat ik gekozen ben tot volksmoeder en dat ik niet volksmoeder wezen wilde, omdat ik Apol tot mijn echtgenoot begeerde. Doch wat gij niet weet, dat is, dat ik alle gebeurtenissen nagegaan heb, evenals of ik een wezenlijke volksmoeder was geweest. Ik heb gestadig heen en weder gereisd, toeziende wat er gebeurde. Daardoor zijn mij veele zaken openbaar geworden, die anderen niet weten. Gij hebt gisteren gezegd, dat onze stamverwanten aan de andere zijde der Wezer tam en laf waren; doch ik mag tot u zeggen, dat de Magy hun niet één dorp afgewonnen heeft door het geweld zijner wapenen, maar bloot door arglistige ranken en nog meer door de hebzucht der Hertogen en Edelingen. Frya heeft gezegd: wij moesten geene onvrije lieden bij ons toelaten; doch wat hebben zij gedaan? Zij hebben onze vijanden nagevolgd; want in plaats van hunne gevangenen te dooden of vrij te laten, hebben zij Fryas raad veracht en hen tot hunne slaven gemaakt. Omdat zij zulks deden, had Frya geene lust meer langer over hen te waken; zij hebben eens anders vrijheid benomen, en dat is oorzaak, dat zij hunne [7] eigene verloren hebben. Doch dat alles is u zelven ook bekend; maar ik wil tot u zeggen, hoe zij allengs zoo laag verzeild zijn. De vrouwen der Finnen kregen kinderen, deze groeiden op met onze vrije kinderen. Somtijds dartelden en joelden zij te zamen op het hiem, of zij waren met elkander bij den haard. Daar hoorden zij met welgevallen naar de losbandige sagen der Finnen, omdat die geestig en nieuw waren, Zoo zijn zij ontfriesd ondanks de macht hunner ouders. Toen de kinderen groot werden, en zagen, dat de kinderen der Finnen geene wapenen mochten hanteeren en slechts moesten werken, kregen zij van het werken een afkeer en werden zeer hoogmoedig. De meesters en hunne kloekste zoonen kropen bij de wulpsche meisjes der Finnen; en hunne eigene dochteren, door het slechte voorbeeld van den weg gebracht, lieten zich door de schoonste knapen der Finnen begorden, ten spot van hare verdorvene ouders. Toen de Magy dat in de neus kreeg, toen nam hij de schoonste zijner Finnen en Magyaren, hun belovende koeijen met gouden hoornen, zoo zij zich door ons volk lieten gevangen nemen, ten einde zijne leer te verbreiden. Maar zijne lieden deden meer; kinderen werden te zoek gemaakt, naar de Upsallanden weggevoerd, en nadat zij opgevoed waren in zijne verderfelijke leer, dan werden zij terug gezonden. Toen de schijn-slaven onze taal machtig waren, klampten zij de Hertogen en Edelingen aan boord en zeiden, dat zij den Magy onderhoorig moesten worden, dan konden hunne zoonen hen opvolgen zonder door het volk gekozen te worden. Diegenen, die om hunne goede daden een vóórdeel tot hun huis gekregen hadden, beloofden zij van zijnentwege ook nog een achterdeel er bij; zulken die een voor- en achterdeel gekregen hadden, zeiden zij een ronddeel toe; en die een ronddeel hadden eene geheele State. Waren de ouders te hard Fryasgezind, dan wenden zij den boeg en hielden aan op hunne verbasterde zoonen. Gisteren waren er onder u, die al het volk te hoop roepen wilden [9] om de oostelijke Staten weder tot hare plicht te dwingen. Doch naar mijne eenvoudige meening zou dat verkeerd uitkomen. Denk eens, daar was er eene hevige longziekte onder het vee, en dat die daar nog erg woedde, zoudt gij het dan wel wagen om uw gezonde vee te voeren onder hun ziek vee? Immers neen. Bijaldien nu iedereen beamen en toestemmen moet, dat het dan met de (vee)stapel erg afloopen zoude, wie zoude dan zoo onvoorzichtig wezen om zijne kinderen te wagen onder een volk, dat geheel en al verdorven is?

Mocht ik u een raad geven, ik zoude tot u zeggen, gij moest voor alle dingen eene nieuwe volksmoeder kiezen. Ik weet wel dat ge daarmede aan den grond zit, uithoofde dat er van de dertien burgtmaagden, die wij nog overig hebben, wel acht zijn, die naar die eere dingen, maar daar zoude ik geen acht op slaan. Teuntia, die maagd is op de burgt Medeasblik, heeft er nooit naar getaald, en toch is zij iemand van wetenschap en helder inzicht en wel zoo sterk op haar volk en onze gewoonten gesteld, als alle andere te zamen. Voorts zoude ik aanraden, gij moest naar de burgten gaan en daar opschrijven alle wetten van Fryas tex, benevens alle geschiedenissen, ja alles wat er te vinden is op de wanden, opdat alles niet verloren ga, en met de burgten tevens niet worde vernield. Daar staat geschreven: De moeder en elke burgtmaagd zal hebben buiten helpers en zendboden, eenentwintig maagden en zeven leermeisjes. Mocht ik daar wat bijvoegen, dan zoude ik schrijven, en alzoo veele eerzame dochteren om te leeren, als daar op de burgten wezen mogen. Want ik zeg in trouwe en de tijd zal het bevestigen, bijaldien gij echte Fryas kinderen wilt blijven, nimmer te overwinnen noch door list noch door wapenen, zoo behoort gij er voor te waken, dat uwe dochters echte Fryas vrouwen worden. Den kinderen moet men leeren, hoe groot ons land weleer geweest is, hoe groote mannen onze voorvaderen waren, hoe groot wij nog zijn, zoo wij ons neder leggen [11] (vergelijken) bij anderen: men moet hun vertellen van de zeehelden en van hunne heldhaftige daden, ook over de verre zeetochten. Alle deze verhalen behooren gedaan te worden bij den haard, op het hiem, en waar het wezen moge, zoo in blijdschap, als bij tranen. Maar zal het standhoudend komen in het brein en in het hart, dan moet alle leeringen over de lippen uwer vrouwen en dochteren daarin vloeijen. Adelas raad is opgevolgd.

Deze zijn de grevetmannen onder wier bestuur dit boek is vervaardigd.

Apol, Adelas man. Driewerf is hij zeekoning geweest, nu is hij grevetman over Oostflyland en over de Lindeoorden; de burgten Liudgarda, Lindahem en Stavia zijn onder zijne hoede. De Saxman Storo, Sytias man, grevetman over de Hoogefennen en Wouden. Negenwerf is hij tot hertog dat is tot heerman gekozen; de burgten Buda en Manna-garda-forda zijn onder zijne hoede. Abelo, Jaltias man, grevetman over de Zuiderflylanden. Viermaal is hij heerman geweest, de burgten Aken, Liudburg en Katsburg zijn onder zijne hoede. Enoch, Dywckes man, grevetman over Westflyland en Texland. Negenmaal is hij tot zeekoning gekozen, Waraburg, Medeasblik, Forana en Fryasburg zijn onder zijne hoede. Foppe, de man van Dunroos, grevetman over de Zeven eilanden. Vijf maal is hij zeekoning geweest, de burgt Walhallagara is onder zijne hoede.

Navigeer

AB Ottema ᐊ vorig/volgend ᐅ D Ottema