NL113.23 Vlucht: Difference between revisions
No edit summary |
|||
Line 42: | Line 42: | ||
{{Hoofdstuk Navigatie|normal=Nl 14b De Zwarte Mannen|back=Nl 13i Langs de Rijn|alternative=Nl 14b De Zwarte Mannen|altback=Nl 15c Jesus van Kasjmir}} | {{Hoofdstuk Navigatie|normal=Nl 14b De Zwarte Mannen|back=Nl 13i Langs de Rijn|alternative=Nl 14b De Zwarte Mannen|altback=Nl 15c Jesus van Kasjmir}} | ||
<span><div class="emoji flag uk"></div> '''[[En 14a Fryasland Swamped]]'''</span> | |||
[[Category:Nederlandse Vertalingen]] | [[Category:Nederlandse Vertalingen]] | ||
__FORCETOC__ | __FORCETOC__ | ||
{{DEFAULTSORT:^Hk 14 Frethorik^}} | {{DEFAULTSORT:^Hk 14 Frethorik^}} |
Revision as of 08:53, 2 June 2024
Ontwerp 2025 Ott
14a. De Tweede Erge Tijd
[113/23] Mijn naam is Frethorik, toegenaamd Oera Linda, dat wil zeggen: Over de Linde. Te Ljudwardja ben ik tot Asega (wetskenner, rechtspreker) verkozen. Ljudwardja is een nieuw dorp binnen de ringdijk van de burcht Ljudgarda, dat een slechte naam heeft gekregen.
In mijn tijd als Asega is er veel gebeurd, waarover ik uitgebreid heb geschreven. Maar ook daarna zijn mij nog veel dingen ter ore gekomen. Van één en [114] ander wil ik een geschiedenis schrijven, als aanvulling op dit boek, ter ere van de goede mensen en tot schande van de slechten.
In mijn jeugd hoorde ik iedereen klagen: Een erge tijd zou komen of was al aangebroken. Frya had ons verlaten en had haar waaksters meegenomen, omdat er afgodsbeelden waren gevonden binnen onze grenspalen. Ik brandde van nieuwsgierigheid om die beelden eens te zien. In onze buurt strompelde een oud vrouwtje langs de huizen die overal de erge tijd verkondigde. Ik zocht toenadering. Zij streelde mijn kin. Nu durfde ik haar te vragen over de erge tijd en of ze mij de beelden wilde wijzen. Ze glimlachte en bracht me naar de burcht. Een oude man vroeg me of ik al lezen en schrijven kon. Nee, zei ik. Dan moet je dat eerst leren, zei hij, anders kan het je niet worden gewezen. Dagelijks ging ik naar de schrijver om te leren.
Acht jaar later hoorde ik geruchten dat onze Burchtvrouwe ontucht had gepleegd, dat sommige burchtheren hadden gecollaboreerd met de Magy en dat veel mensen hun kant hadden gekozen. Overal kwam tweespalt. Er waren kinderen die opstonden tegen hun ouders. Integere mensen werden op laffe wijze vermoord. Het oude vrouwtje dat iedereen had gewaarschuwd [115] werd dood gevonden in een greppel. Mijn vader, die rechter was, wilde haar laten wreken, maar werd 's nachts in zijn huis vermoord.
Drie jaar later regeerde de Magy hier, zonder te hebben gestreden. De Saksen waren standvastig en verstandig gebleven. Naar hen vluchtten alle goede mensen. Toen mijn moeder bezweek, ging ik met hen mee.
De Magy was trots op zijn sluwheid, maar Aarde zou hem duidelijk maken dat zij geen Magy, noch afgoden kan toelaten op de heilige grond waaruit zij Frya baarde. Zoals het wilde paard zijn manen schudt, nadat het zijn berijder in het gras heeft geworpen, zo schudde Aarde haar wouden en bergen. Rivieren werden over velden gespreid. De zee kookte. Bergen spuwden naar de wolken en wat zij gespuwd hadden, werd door de wolken weer op Aarde gesmeten. In het begin van de Arnemaand (Oogstmaand, augustus) neigde Aarde noordwaarts. Ze zeeg neer, al lager en lager. In de Wolvenmaand (Wintermaand, december) waren de laaggelegen delen van Fryasland onder zee. De wouden met beelden erin, werden opgetild en een spel der winden. Het jaar daarop kwam vorst in de Hardemaand (Louwmaand, januari) en verborg oud-Fryasland onder een plaat ijs. In de Sellemaand (Sprokkelmaand, februari) kwam stormwind [116] uit het noorden en voerde bergen van ijs en stenen mee.
Toen de lente kwam, hief Aarde zichzelf op. IJs smolt weg. Eb kwam en de wouden met de beelden dreven naar zee. In de Winne- of Minnemaand (Bloeimaand, mei) voer ieder die durfde weer naar huis. Ik kwam met een maagd op de burcht Ljudgarda. Wat zag het er naargeestig uit! Het meeste bos van de Lindewaarden was weg. Waar Ljudgarda geweest was, was nu zee. Golven sloegen op de ringdijk. Kruiend ijs had de toren weggevaagd en de huizen lagen in puin. Aan de helling van de dijk vond ik een steen. Onze schrijver had er zijn naam in gekrast. Dat was voor mij een baken. Zoals met onze burcht, was het ook met de andere gegaan. In de hoge landen waren ze door aarde, in de lage landen door water verwoest. Alleen Fryasburg op Texland werd ongedeerd gevonden. Maar al het land dat noordwaarts had gelegen, was overspoeld. Het is nog steeds niet herrezen.
Aan deze kant van het Vliemeer waren, naar men zei, dertig zoute plassen ontstaan, doordat de bossen met grond en al waren weggespoeld. In West-Vlieland vijftig. De gracht die van het Alderga dwars door het land gelopen had, was verzand en [117] verloren. De stuurlui en ander varend volk dat thuis was, had zichzelf met familie en verwanten op hun schepen gered. Maar het zwarte volk van Lydaburg en Alikmarum had hetzelfde gedaan. Terwijl ze zuidwaarts dreven, hadden ze vele meisjes gered en omdat niemand naar hen kwam vragen, hielden ze hen als hun vrouwen. De mensen die terugkwamen gingen allen binnen de ringdijken van de burchten wonen, omdat daarbuiten alles slib en brakland was. De oude huizen werden hersteld. Van de bovenlanden kocht men koeien en schapen en in de grote huizen, waar voorheen de maagden woonden, werd nu laken en vilt gemaakt om te kunnen overleven.
Dit geschiedde 1888 jaren nadat Atland verzonken was.
Noten en andere vertalingen
Nl 13i Langs de Rijn ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 14b De Zwarte Mannen
Aangepaste volgorde:
Nl 15c Jesus van Kasjmir ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 14b De Zwarte Mannen
En 14a Fryasland Swamped