NL067.09 Kelta
Ontwerp 2025 Ott
Overwijn 1951
[/67] Kälta, die, zo men zegt, even gemakkelijk op het water als op het land kon lopen, ging naar de vaste wal en voorts op de Iles d'Hyères af. Toen kwamen de Golen met hun schepen uit de Middellandse Zee naar Kattenburg varen en geheel ons Zuiderland langs en vielen op Brittannië aan, maar daar konden zij geen vaste voet krijgen, omdat de bestuurders machtig en de bannelingen nog Fryas waren. Maar nu kwam Kälta en sprak: gij zijt vrij geboren, en om kleine gebreken heeft men U tot verworpenen gemaakt, niet om U te verbeteren, maar om tin te winnen door Uw handen. Wilt gij weer vrij zijn en onder mijn raad en hoede leven, trekt dan uit, wapens zullen U worden gegeven en ik zal over U waken. Als bliksemvuur ging het over de eilanden en eer er één sterrenbeeld was verlopen, was zij meesteres over allen en over de Etrusken en Katten (Thyriërs) van al onze zuiderstaten tot aan de Seine. Omdat Kälta zich niet te zeer vertrouwde, liet zij in het noordelijke bergland een burcht bouwen. Kältasburcht werd hij geheten, hij is nog aanwezig, maar nu heet hij Kerenak. Van deze burcht uit heerste zij als een echte moeder, doch niet ter wille vàn, maar óver haar volgelingen, die zich voortaan Kelten noemden. Maar de Golen heersten allengs over heel Brittannië, dat kwam eensdeels, omdat haar volk niet meer burchten had, anderdeels omdat men daar geen burchtvrouwen had en in de derde plaats, omdat men geen echte lamp had. Door al deze oorzaken kon haar volk niets leren. Het werd dom en dwaas en werd eindelijk door de Golen van al zijn ijzeren [69] wapens beroofd en tenslotte als een stier bij de neus rondgeleid.
Ottema 1876
[/95] Kælta, die, als men zegt, even gemakkelijk op het water als op het land kon loopen, ging naar de vaste wal en voorts op Missellia af. Toen kwamen de Golen met hunne schepen uit de Middellandsche zee naar Kadix varen en geheel ons Zuiderland langs, en vielen op en over Brittannia, doch daar konden zij geen vasten voet krijgen, omdat de bestuurders machtig en de bannelingen nog Friesch waren. Maar nu kwam Kælta en sprak: gij zijt vrij geboren, en om kleine gebreken heeft men u tot verworpenen gemaakt, niet om u te verbeteren, maar om tin te winnen door uwe handen. Wilt gij weer vrij wezen en onder mijn raad en hoede leven, trekt dan uit, wapenen zullen u gegeven worden en ik zal over u waken. Als bliksemvuur ging het over de eilanden, en eer des Kroders juul eens omgeloopen was, was zij meesteres over allen te zamen en de Thyriers van al onze zuiderstaten tot de Seine. Om dat Kælta haar zelve niet betrouwde, liet zij in het noordelijke bergland een burgt bouwen. Kæltasburch werd zij geheeten, zij is nog in wezen maar nu heet zij Kêrenak. Van deze burgt uit heerschte zij als eene echte moeder, doch niet ter wille van, maar over hare volgelingen, die zich voortaan Kelten noemden. Maar de Golen heerschten allengs over geheel Brittannia, dat kwam eensdeels, omdat zij niet meer burgten hadden, anderdeels omdat zij daar geene burgtmaagden hadden en in de derde plaats omdat zij geene echte lamp hadden. Door al deze oorzaken konde haar volk niet leeren, dat werd dom en dwaas en werd eindelijk door de Golen van al zijne wapenen beroofd en ten laatste als een stier bij de neus omgeleid.
Noten
[[{{{back}}}]] ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 09d Minerva en Jon