NL082.01 Frana

    From Oera Linda Wiki
    Revision as of 12:28, 13 February 2023 by Jan (talk | contribs) (add)
    (diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)

    Ontwerp 2025 Ott

    [082]

    Overwijn 1951

    Ottema 1876

    [/113] Twee jaren daarna kwam de Magy zelf met eene vloot van lichte booten om de Moeder van Texland en de lamp te rooven. Deze booze daad bestond hij bij nacht in den winter bij stormweder, terwijl de wind gierde en de hagel tegen de vensters kletterde. De torenwachter, die meende, dat hij wat hoorde, ontstak zijne toorts. Zoodra als het licht van den toren op het ronddeel neder viel, zag hij dat reeds vele gewapende mannen over de burgtwal waren. Nu ging hij om de klok te luiden, doch het was te laat. Eer de wacht gereed was, waren reeds twee duizend in de weer om de poort te rammeijen. De strijd duurde daarom kort, [115] want omdat de krijgslieden geene goede wacht gehouden hadden, kwamen allen om. Terwijl iedereen druk aan het vechten was, was er een leelijke Fin in de fleete of het slaapvertrek van de Moeder binnen geslopen, en wilde haar geweld aandoen. De Moeder weerde hem af, dat hij ruggelings tegen de wand tuimelde. Toen hij weder op de ‘been was, stak hij haar zijn zwaard in de buik, zeggende: wilt gij mijne roede niet, zoo zult gij mijn zwaard hebben. Achter hem kwam een zeeman van de Denemarken, deze nam zijn zwaard en kloofde den Fin den kop. Daaruit stroomde zwart bloed en daarboven zweefde eene blaauwe vlam.

    De Mâgy liet de Moeder op zijn schip verplegen. Toen zij nu zoo verre hersteld en beter was, dat zij helder spreken konde, zeide de Magy, dat zij met hem mede varen moest, doch dat zij hare lamp en hare maagden zoude behouden, dat zij een staat zoude voeren, zoo hoog als zij nooit te voren gekend had. Voorts zeide hij, dat hij haar vragen zoude in tegenwoordigheid van zijne voornaamsten, of hij meester zoude worden over alle landen en volken van Frya. Hij zeide dat zij dit bevestigen en verzekeren moest, anders zoude hij haar onder vele smarten laten sterven. Toen hij daarna alle zijne voornaamsten om haar leger vergaderd had, vroeg hij luide: Frana, vermits ge helderziende zijt, moet gij mij eens zeggen of ik meester zal worden over alle landen en volken van Frya. Frana deed, als sloeg zij geen acht op hem. Ten langen laatste opende zij hare lippen, en sprak: Mijne oogen worden verduisterd, doch het andere licht daagt op in mijne ziel. Ja, ik zie het. Hoor Irtha, en wees blijde met mij. In de tijden, dat Atland verzonken is, stond de eerste spaak van het Juul in top. Daarna is zij nedergegaan en onze vrijheid met haar. Als het twee spaken of twee duizend jaren nedergewenteld heeft, zullen de zonen opstaan, die de vorsten en priesteren in ontucht bij het volk geteeld hebben, en tegen hunne vaderen getuigen. Die allen zullen door moord bezwijken; maar wat zij verkondigd hebben, zal voortdurend [117] blijven en vruchtbaar worden in den boezem der kloeke menschen, gelijk goede zaden die neergelegd worden in uwen schoot. Nog duizend jaren zal de spaak naar beneden dalen en al meer neder zijgen in de duisternis en in het bloed over u uitgestort door de lagen der vorsten en priesteren. Daarna zal het morgenrood weder aanvangen te gloren. Dit ziende zullen de valsche vorsten en priesters allen te zamen tegen de vrijheid kampen en worstelen; maar vrijheid, liefde en eendracht zullen het volk in hare hoede nemen, en met het juul uit de vuile poel rijzen. Het licht, dat eerst alleen gloorde, zal dan van lieverlede tot eene vlam worden. Het bloed der boozen zal over uw ligchaam stroomen, maar gij moogt het niet tot u nemen. Ten laatste zal het vergiftige gedierte daarop azen en daarvan sterven. Alle vuile geschiedenissen, die verzonnen zijn om de vorsten en priesteren te roemen, zullen aan de vlam geofferd worden. Voortaan zullen alle uwe kinderen in vrede leven. Toen zij uitgesproken had, zeeg zij neder. Maar de Magy, die haar niet wel verstaan had, schreeuwde: ik heb u gevraagd of ik meester zoude worden over alle landen en volken van Frya, en nu hebt gij tot een ander gesproken. Frana richtte zich weder op, zag hem strak aan en sprak: eer zeven etmalen om zijn, zal uwe ziel met de nachtvogels bij de graven rond waren, en uw lijk zal liggen op den bodem van dezee. Heel goed, zeide de Magy met verkropte woede, zeg maar dat ik kom. Vervolgens zeide hij tot zijn gerigtsdienaars: werpt dat wijf over scheepsboord. Zoo was het einde van de laatste der Moeders. Wraak willen wij daarover niet roepen, die zal de tijd nemen. Maar duizendwerf duizendmaal willen wij Frya naroepen: waak! waak! waak!

    Noten


    Navigeer

    [[{{{back}}}]] ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 11c De Magiër