NL076.13 Athenia: Difference between revisions

    From Oera Linda Wiki
    (Fixed alternative sorting)
    Line 15: Line 15:
    __FORCETOC__
    __FORCETOC__
    {{DEFAULTSORT:^Hk 10 Op Fryasburcht^}}
    {{DEFAULTSORT:^Hk 10 Op Fryasburcht^}}
    {{Hoofdstuk Navigatie|normal=Nl 11a De Denemarken}}
    {{Hoofdstuk Navigatie|normal=Nl 11a De Denemarken|alternative=Nl 15b Prinsen en Priesters}}

    Revision as of 16:15, 9 July 2023

    Ontwerp 2025 Ott

    [076/22]

    Overwijn 1951

    [/75] Van de andere Krekalanders hebt ge zeker veel kwaad over Kekrops gehoord, want hij was in geen goede roep. Maar ik durf zeggen, dat hij een verlicht man was, hogelijk geroemd, zowel bij de inwoners als bij ons, want hij was er niet voor om de mensen te onderdrukken, zoals de andere priesters, maar hij was deugdzaam en wist de wijsheid van buitenlanders naar waarde te schatten, Omdat hij dat wist, heeft hij ons toegestaan te leven naar ons eigen [77] algemeen wetboek. Er liep een verhaal, dat hij ons genegen was, omdat hij geboren zou zijn uit een Fryas meisje en een Egyptisch priester, daar hij blauwe ogen had en dat er vele meisjes bij ons geschaakt waren en verkocht naar Egypte. Maar zelf heeft hij dit nooit bevestigd. Hoe het ook zij, zeker is, dat hij ons meer vriendschap bewees, dan alle andere priesters tezamen. Maar toen hij gestorven was, gingen zijn opvolgers spoedig aan onze wetten tornen en allengs zoveel ongeschikte kleuren maken, dat er ten langen leste van gelijkheid en van vrijheid niet anders dan de schijn en de naam overbleef. Verder wilden zij niet gedogen, dat de leefregels op schrift werden gesteld, waardoor de kennis ervan voor ons verborgen werd. Tevoren werden alle zaken binnen Athene in onze taal bepleit, naderhand moest het in beide talen geschieden en ten laatste alleen in de landstaal. In de eerste jaren nam het mansvolk van Athene enkel vrouwen van ons eigen geslacht, maar de jeugd, opgegroeid met de meisjes der inheemsen, trouwde daar ook mee. De bastaardkinderen, die daarvan kwamen, waren de schoonste en schranderste ter wereld, maar zij waren ook de slechtste. Hinkende op beiden zijden bekreunden zij zich noch om wet noch om gewoonte, tenzij het was voor hun eigen belang. Zolang er nog een straal van Frya’s geest doorbrak, werd alle bouwmateriaal tot algemene werken verwerkt en niemand mocht een huis bouwen, dat ruimer en rijker was dan dat van zijn buurman. Maar toen enige verbasterde stedelingen rijk waren geworden door onze zeevaart en door het zilver, dat de slaven uit de zilverlanden wonnen, gingen zij buiten op de hellingen of in de dalen wonen. Achter hoge wallen van loof of van steen, bouwden zij daar herenhuizen met kostbaar huisraad en om bij de euvele priesters in een goede roep te staan, plaatsten zij daarin, op valse goden gelijkende, en ontuchtige beelden. Bij de slechte priesters en vorsten werden soms de knapen meer begeerd dan de dochters en vaak door rijke giften of door geweld van het pad der deugd afgeleid. Doordat rijkdom bij het verwende en verbasterde geslacht ver boven eer en deugd gold, zag men altemet knapen, die zich met wijde prachtige kleren sierden, hun ouders en de burchtvrouwen tot schande en hun sekse ten spot. Kwamen onze eenvoudige ouders te Athene op de algemene volksvergadering en wilden zij zich daar beklagen, dan werd er geroepen: hoor, hoor, daar gaat een zeegedrocht spreken, Zo is Athene geworden als een moeras in de hete landen, vol bloedzuigers, padden en vergiftige slangen, waarin geen mens van strenge zeden zijn voet kan wagen.

    Ottema 1876

    [/107] Van de andere Krekalanders hebt gij zeker veel kwaad over Cecrops gehoord, want hij was in geen goede roep. Maar ik durf zeggen, hij was een verlicht man, hoogelijk geroemd, zoowel bij de inwoners als bij ons, want hij was er niet voor om de menschen te onderdrukken, gelijk de andere priesteren, maar hij was deugdzaam en wist de wijsheid der ver afwonende volken naar waarde te schatten. Daarom, omdat hij dat wist heeft hij ons toegestaan, dat wij mochten leven naar ons eigen gelijk Asegaboek. Er liep een verhaal, dat hij ons genegen was, omdat hij geboren zoude wezen uit een Friesch meisje en een Egyptisch priester, uithoofde dat hij blauwe oogen had, en dat er vele meisjes bij ons geschaakt waren en verkocht naar Egypte. Doch zelf heeft hij dit nimmer bevestigd. Hoe het daarmede is, zeker is het dat hij ons meer vriendschap bewees, als alle andere priesteren te zamen. Maar toen hij gestorven was, gingen zijne opvolgers al spoedig aan onze wetten tornen, en allengs zoo vele ongeschikte keuren maken, dat er ten langen laatste van gelijkheid en van vrijheid niet anders, als de schijn en de naam overbleef. Verder wilden zij niet gedoogen dat de inzettingen in schrift werden gebracht, waardoor de wetenschap daarvan voor ons verborgen werd. Te voren werden alle zaken binnen [109] Athene in onze taal bepleit, naderhand moest het in beide talen geschieden, en ten laatste alleen in de landstaal. In de eerste jaren nam het manvolk te Athene enkel vrouwen van ons eigen geslacht, maar het jongvolk opgewassen met de meisjes der landzaten namen daar ook van. De basterd kinderen die daarvan kwamen, waren de schoonste en schranderste van de wereld, maar zij waren ook de slechtste. Hinkende over beide zijden, zich bekreunende noch om wet, noch om gewoonte, tenzij dat het was voor hun eigen belang. Alzoo lang er nog een straal van Fryas geest opwelde, werd al de bouwstof tot gemeene werken verarbeid, en niemand mocht een huis bouwen, dat ruimer en rijker was als dat van zijn buurman. Doch toen sommige verbasterde stedelingen rijk waren door onze zee vaart en door het zilver, dat de slaven uit de zilverlanden wonnen, gingen zij buiten op de hellingen (der bergen) of in de dalen wonen. Aldaar achter hooge wallen van loof of van steen, bouwden zij hoven (paleizen) met kostbaar huisraad, en om bij de vuile priesteren in een goeden dunk te wezen, plaatsten zij daar op valsche goden gelijkende en ontuchtige beelden in. Bij de vuile priesteren en vorsten werden soms de knapen meer begeerd, als de dochteren, en vaak door rijke giften of door geweld van het pad der deugd afgeleid. Naardien rijkdom bij het verwende en verbasterde geslacht ver boven deugd en eere gold, zag men altemet knapen, die zich met wijde prachtige kleederen versierden, hunne ouders en de maagden tot schande en hunne sekse ten spot. Kwamen onze eenvoudige ouders te Athene op de algemeene volksvergadering, en wilden daar zich beklagen, dan werd er geroepen: hoor, hoor, daar zal een zeegedrocht spreken. Zoo is Athene geworden, gelijk een moeras in de heete landen vol bloedzuigers, padden en vergiftige slangen, waarin geen mensch van strenge zeden zijn voet kan wagen.

    Noten


    Navigeer

    [[{{{back}}}]] ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 11a De Denemarken

    Aangepaste volgorde:

    [[{{{altback}}}]] ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 15b Prinsen en Priesters