NL021.15 Oorlogswetten

    From Oera Linda Wiki
    Revision as of 18:03, 28 July 2024 by Jan (talk | contribs) (Jan moved page Nl 03c Oorlogswetten to NL021.15 Oorlogswetten)

    Ott werkversie

    E. Wetten

    Oorlogswetten

    21.15 In vroeger tijden leefde het Findasvolk bijna alleen maar in hun moeder’s geboorteland, dat Aldland wordt genoemd en nu op de zeebodem ligt. Ze waren dus ver weg van ons en daarom hadden we geen oorlog. Toen ze hun land verloren en dicht bij ons kwamen roven, kwamen er natuurlijk landweer, legerleiders, koningen en oorlog. Dat leidde tot regelgeving en daaruit ontstonden de hierna volgende wetten.

    1. Elke Fryas moet de belagers of vijanden afweren, met alle mogelijke wapens die hij bedenken, verkrijgen en hanteren kan.

    2. Is een jongen twaalf jaar, dan moet hij iedere zevende dag van zijn leertijd missen om zich te oefenen in het hanteren van wapens.

    [022] 3. Is hij bekwaam, dan krijgt hij wapens en wordt hij tot weerman geslagen.

    4. Is hij drie jaar weerman, dan wordt hij Burgheer en mag hij helpen bij het kiezen van zijn hoofdmannen.

    5. Heeft hij dit zeven jaar gedaan, dan mag hij helpen bij het kiezen van een legerleider of koning en daartoe zelf ook gekozen worden.

    6. Elk derde jaar wordt er opnieuw gekozen.

    7. Behalve de koning kunnen alle leiders herkozen worden, op voorwaarde dat ze rechtvaardig handelen en Fryas Raad naleven.

    8. Een koning mag niet langer dan drie jaar aanblijven, opdat hij niet te machtig wordt,[1] wat onze vrijheid zou schaden.

    9. Na zeven jaar rust mag hij weer verkozen worden.

    10. Is de koning in de strijd omgekomen, dan mogen zijn familieleden ook naar de eer dingen (m.a.w. zich verkiesbaar stellen).

    11. Is hij na zijn termijn afgetreden of binnen zijn termijn (een natuurlijke dood) gestorven, mag hij niet worden opgevolgd door een familielid binnen de vierde graad.

    12. Wie strijdt met wapens in de [023] hand kan niet nadenken en kalm blijven. Daarom past het de koning niet om wapens te hanteren in de strijd. Zijn wijsheid moet zijn wapen wezen en de liefde van zijn strijders, zijn schild.

    Noten en andere vertalingen

    Noten

    1. Letterlijk: ‘blijven (BILÍWA ) ... beklijven (BIKLÍWA )’.

    Overwijn 1951

    [/23] In vroegere tijden huisde Finda’s volk meest allegaar in zijns moeder’s geboorteland, met name Atlantis, dat nu in zee ligt. Zij waren dus ver af. Daarom hadden wij ook geen oorlog. Toen zij verdreven zijn en hierheen kwamen roven, toen kwamen er vanzelf landsverdediging, aanvoerders, koningen en oorlog. Voor dat alles kwamen er leefregels en uit de leefregels kwamen wetten.

    Hier volgen de wetten, die daaruit zijn samengesteld.

    1. Elke Frya moet beledigers of vijanden afweren met alle wapens als hij verzinnen, verkrijgen en hanteren kan.

    2. Is een knaap twaalf jaar, dan moet hij de zevende dag van zijn leertijd missen om zich in de wapenhandel te bekwamen.

    3. Is hij bekwaam geworden, dan geve men hem wapens en hij wordt tot krijgsman geslagen.

    4. Is hij drie jaar krijgsman, dan wordt hij burchtheer en mag hij helpen zijn hoofdman kiezen.

    5. Is hij zeven jaren kiezer, dan mag hij helpen een hertog of koning te kiezen en daartoe ook gekozen worden.

    6. Alle drie jaren moet hij herkozen worden. [25]

    7. Behalve de koning mogen alle ambtsmannen herkozen worden, die het rechte doen en naar Frya’s raad leven.

    8. Geen koning mag langer dan drie jaar koning blijven, opdat hij niet beklijven moge, tot schade van onze vrijheid.

    9. Heeft hij zeven jaar gerust, dan mag hij weer gekozen worden.

    10. Is de koning door de vijand verslagen, dan mogen zijn nabestaanden ook naar de eer dingen.

    11. Is hij op zijn tijd afgetreden of binnen zijn tijd gestorven, dan mag geen bloedverwant hem opvolgen, die hem nader staat dan het vierde lid.

    12. Degenen, die strijden met de wapens in hun handen, kunnen niets verzinnen en wijs blijven, daarom voegt het een koning niet wapens te hanteren in de strijd. Zijn wijsheid moet zijn wapen en de liefde van zijn soldaten moet zijn schild zijn.

    Ottema 1876

    [/33] In vroegere tijden huisde Findas volk meest al te gader over hun moeders geboorteland, met name Aldland, dat nu in zee ligt. Zij waren dus ver af. Daarom hadden wij ook geen oorlog. Toen zij verdreven zijn en herwaarts kwamen om te rooven, toen kwam er van zelf landverdediging, heermannen, koningen en oorlog. Voor die alle kwamen inzettingen, en uit de inzettingen kwamen wetten.

    Hier volgen de wetten die daaruit zamengesteld zijn.

    1. Elke Fries moet de beleedigers of vijanden afweren, met al zulke wapenen, als hij verzinnen, bekomen en hanteren mag. [35]

    2. Is een knaap twaalf jaar, dan moet hij de zevende dag missen van zijn leertijd om vaardig te worden met de wapenen.

    3. Is hij bekwaam geworden, dan geve men hem wapenen en hij wordt tot krijgsman geslagen.

    4. Is hij drie jaren krijgsman, dan wordt hij burgtheer en mag hij helpen zijn hoofdman te kiezen.

    5. Is hij zeven jaren kiezer, dan mag hij helpen een heerman of koning te kiezen en daartoe ook gekozen worden.

    6. Alle jaren moet hij herkozen worden.

    7. Behalve de koning mogen alle ambtmannen wedergekozen worden, die recht doen en naar Fryas raad.

    8. Geen koning mag langer dan drie jaren koning blijven, opdat hij niet bestendig moge worden.

    9. Heeft hij zeven jaren gerust, dan mag hij weer gekozen worden.

    10. Is de koning door den vijand verslagen, dan mogen zijne nabestaanden ook naar die eer dingen.

    11. Is hij op zijn tijd afgetreden of binnen zijn tijd gestorven, dan mag geen bloedverwant hem opvolgen, die hem nader bestaat dan het vierde lid.

    12. Die welke strijden met de wapenen in hunne handen, kunnen niets verzinnen en wijs blijven, daarom voegt het geen koning wapenen te hanteren in den strijd. Zijne wijsheid moet zijn wapen wezen en de liefde zijner krijgslieden moet zijn schild wezen.

    Navigeer

    Nl 03b Algemene Wetten ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 03d In Oorlog


    En 03c Defense Laws