NL021.15 Oorlogswetten
Ott werkversie
3c. Oorlogswetten
Overwijn 1951
[/23] In vroegere tijden huisde Finda’s volk meest allegaar in zijns moeder’s geboorteland, met name Atlantis, dat nu in zee ligt. Zij waren dus ver af. Daarom hadden wij ook geen oorlog. Toen zij verdreven zijn en hierheen kwamen roven, toen kwamen er vanzelf landsverdediging, aanvoerders, koningen en oorlog. Voor dat alles kwamen er leefregels en uit de leefregels kwamen wetten.
Hier volgen de wetten, die daaruit zijn samengesteld.
1. Elke Frya moet beledigers of vijanden afweren met alle wapens als hij verzinnen, verkrijgen en hanteren kan.
2. Is een knaap twaalf jaar, dan moet hij de zevende dag van zijn leertijd missen om zich in de wapenhandel te bekwamen.
3. Is hij bekwaam geworden, dan geve men hem wapens en hij wordt tot krijgsman geslagen.
4. Is hij drie jaar krijgsman, dan wordt hij burchtheer en mag hij helpen zijn hoofdman kiezen.
5. Is hij zeven jaren kiezer, dan mag hij helpen een hertog of koning te kiezen en daartoe ook gekozen worden.
6. Alle drie jaren moet hij herkozen worden. [25]
7. Behalve de koning mogen alle ambtsmannen herkozen worden, die het rechte doen en naar Frya’s raad leven.
8. Geen koning mag langer dan drie jaar koning blijven, opdat hij niet beklijven moge, tot schade van onze vrijheid.
9. Heeft hij zeven jaar gerust, dan mag hij weer gekozen worden.
10. Is de koning door de vijand verslagen, dan mogen zijn nabestaanden ook naar de eer dingen.
11. Is hij op zijn tijd afgetreden of binnen zijn tijd gestorven, dan mag geen bloedverwant hem opvolgen, die hem nader staat dan het vierde lid.
12. Degenen, die strijden met de wapens in hun handen, kunnen niets verzinnen en wijs blijven, daarom voegt het een koning niet wapens te hanteren in de strijd. Zijn wijsheid moet zijn wapen en de liefde van zijn soldaten moet zijn schild zijn.
Ottema 1876
[/33] In vroegere tijden huisde Findas volk meest al te gader over hun moeders geboorteland, met name Aldland, dat nu in zee ligt. Zij waren dus ver af. Daarom hadden wij ook geen oorlog. Toen zij verdreven zijn en herwaarts kwamen om te rooven, toen kwam er van zelf landverdediging, heermannen, koningen en oorlog. Voor die alle kwamen inzettingen, en uit de inzettingen kwamen wetten.
Hier volgen de wetten die daaruit zamengesteld zijn.
1. Elke Fries moet de beleedigers of vijanden afweren, met al zulke wapenen, als hij verzinnen, bekomen en hanteren mag. [35]
2. Is een knaap twaalf jaar, dan moet hij de zevende dag missen van zijn leertijd om vaardig te worden met de wapenen.
3. Is hij bekwaam geworden, dan geve men hem wapenen en hij wordt tot krijgsman geslagen.
4. Is hij drie jaren krijgsman, dan wordt hij burgtheer en mag hij helpen zijn hoofdman te kiezen.
5. Is hij zeven jaren kiezer, dan mag hij helpen een heerman of koning te kiezen en daartoe ook gekozen worden.
6. Alle jaren moet hij herkozen worden.
7. Behalve de koning mogen alle ambtmannen wedergekozen worden, die recht doen en naar Fryas raad.
8. Geen koning mag langer dan drie jaren koning blijven, opdat hij niet bestendig moge worden.
9. Heeft hij zeven jaren gerust, dan mag hij weer gekozen worden.
10. Is de koning door den vijand verslagen, dan mogen zijne nabestaanden ook naar die eer dingen.
11. Is hij op zijn tijd afgetreden of binnen zijn tijd gestorven, dan mag geen bloedverwant hem opvolgen, die hem nader bestaat dan het vierde lid.
12. Die welke strijden met de wapenen in hunne handen, kunnen niets verzinnen en wijs blijven, daarom voegt het geen koning wapenen te hanteren in den strijd. Zijne wijsheid moet zijn wapen wezen en de liefde zijner krijgslieden moet zijn schild wezen.
Nl 03b Algemene Wetten ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 03d In Oorlog