NL033.22 Minerva: Difference between revisions

    From Oera Linda Wiki
    Line 15: Line 15:
    De priesters: "Mooi gezegd. Maar waartoe dient de hond aan uw rechter hand?" Hellenia antwoordde: "Heeft de herder geen hond om zijn schapen samen te houden? Wat de hond is in dienst van de herder, ben ik in Frya's dienst. Ik waak over haar kudde."
    De priesters: "Mooi gezegd. Maar waartoe dient de hond aan uw rechter hand?" Hellenia antwoordde: "Heeft de herder geen hond om zijn schapen samen te houden? Wat de hond is in dienst van de herder, ben ik in Frya's dienst. Ik waak over haar kudde."


    "Dat klinkt goed," zeiden de priesters, "maar zeg ons:'''[[035|[035]]]''' Wat betekent de uil die altijd boven je hoofd zit? Is dat lichtschuwe dier soms het teken van je helderziendheid?"
    "Dat klinkt goed," zeiden de priesters, "maar zeg ons: '''[[035|[035]]]''' Wat betekent de uil die altijd boven je hoofd zit? Is dat lichtschuwe dier soms het teken van je helderziendheid?"


    "Nee", antwoordde Hellenia. "Hij helpt mij herinneren dat er een soort van mensen ronddoolt over de aarde. Zij wonen net als hij in tempels en holen. Ze scharrelen in het duister, maar niet zoals hij, om ons te verlossen van muizen en andere plagen, maar om listen te beramen waarmee ze andere mensen hun kennis kunnen roven, om ze in hun greep te krijgen, hen tot slaaf te maken en hun bloed te drinken zoals vampiers doen."
    "Nee", antwoordde Hellenia. "Hij helpt mij herinneren dat er een soort van mensen ronddoolt over de aarde. Zij wonen net als hij in tempels en holen. Ze scharrelen in het duister, maar niet zoals hij, om ons te verlossen van muizen en andere plagen, maar om listen te beramen waarmee ze andere mensen hun kennis kunnen roven, om ze in hun greep te krijgen, hen tot slaaf te maken en hun bloed te drinken zoals vampiers doen."<ref>Hoewel de oude betekenis van <span class="fryas">VAMPÍR</span> vermoedelijk 'bloedzuiger' was, past het moderne begrip 'vampier' hier beter.</ref>
     
    Eens kwamen ze met een hele groep mensen. Ze waren getroffen door de pest en zeiden: "We zijn druk bezig met offeren aan de goden opdat zij de pest afweren. Wilt u niet helpen om hun boosheid te stillen? Of heeft u de pest zelf over het land gebracht met uw kunsten?"
     
    "Nee", zei Minerva. "En ik ken geen goden die kwaad doen, dus kan ik ook niet vragen of ze daarmee ophouden. Ik ken één God, dat is Wralda's geest. En omdat God volmaakt is doet hij geen kwaad."
     
    "Waar komt het kwaad dan vandaan?" vroegen de priesters.
     
    "Al het kwaad komt van jullie zelf en door de domheid van het volk dat achter jullie aanloopt."
     
    "Als uw opperwezen dan zo bijzonder goed is, waarom houdt hij het kwaad dan niet tegen?" vroegen de priesters.
     
    Hellenia antwoordde: "Frya heeft ons '''[[036|[036]]]''' de weg gewezen en de kruier — dat is tijd — moet het overige doen. Voor elk onheil is raad en hulp te vinden, maar Wralda wil dat wie die zelf zoeken, opdat we sterker en wijzer worden. Willen we dat niet, dan laat hij ons aanmodderen opdat we ervaren wat het gevolg is van wijze en van domme daden."
     
    Toen zei een prins: "Het lijkt mij nog beter als er geen onheil zou bestaan."
     
    "Natuurlijk", antwoorde Hellenia. "Want dan zou het volk als tamme schapen blijven. Jij en de priesters zouden ze willen hoeden, maar ook scheren en naar de slachtbank voeren. Zo wil ons opperwezen het niet. Hij wil wel dat we elkaar helpen, maar ook dat ieder vrij is en wijzer wordt."


    [meer volgt]
    [meer volgt]

    Revision as of 12:12, 11 March 2024

    Ontwerp 2025 Ott

    4f. Minerva

    [033/22] Tweede deel van Minno's geschriften

    Toen Nyhellenia, wiens eigen naam Minerva was, stevig in het zadel zat, en de Kreeklanders haar bijna evenzeer lief hadden als ons eigen volk, kwamen er enige prinsen en priesters naar de burcht om te vragen waar haar erfgronden lagen.

    Hellenia antwoordde:[1] "Mijne erven (erva) draag ik in mijn hart, want wat ik geërfd heb is liefde voor wijsheid, rechtvaardigheid en vrijheid. Verlies [034] ik haar, dan ben ik als de laagste van jouw slaven. Nu geef ik raad voor niets, maar dan zou ik die verkopen."

    De heren gingen weg en riepen lachend: "Uwe nederige dienaars, wijze Hellenia!" Maar daarmee misten ze hun doel, want het volk dat haar liefhad en haar volgde, nam die naam over, als erenaam. Toen ze inzagen dat hun schot gemist had, luidden ze de noodklok en beweerden dat zij het volk had behekst. Maar ons volk en de goede Kreeklanders konden die laster doeltreffend ontkrachten.

    Later kwamen ze weer en vroegen: "Als u dan geen tovenares bent, waartoe dienen dan die eieren die u altijd bij zich heeft?" Minerva antwoordde: "Deze eieren zijn het symbool van Frya's aanbevelingen, waarin onze toekomst en dat van de hele mensheid verborgen ligt. Tijd moet ze uitbroeden en wij moeten oppassen dat ze niet beschadigen."

    De priesters: "Mooi gezegd. Maar waartoe dient de hond aan uw rechter hand?" Hellenia antwoordde: "Heeft de herder geen hond om zijn schapen samen te houden? Wat de hond is in dienst van de herder, ben ik in Frya's dienst. Ik waak over haar kudde."

    "Dat klinkt goed," zeiden de priesters, "maar zeg ons: [035] Wat betekent de uil die altijd boven je hoofd zit? Is dat lichtschuwe dier soms het teken van je helderziendheid?"

    "Nee", antwoordde Hellenia. "Hij helpt mij herinneren dat er een soort van mensen ronddoolt over de aarde. Zij wonen net als hij in tempels en holen. Ze scharrelen in het duister, maar niet zoals hij, om ons te verlossen van muizen en andere plagen, maar om listen te beramen waarmee ze andere mensen hun kennis kunnen roven, om ze in hun greep te krijgen, hen tot slaaf te maken en hun bloed te drinken zoals vampiers doen."[2]

    Eens kwamen ze met een hele groep mensen. Ze waren getroffen door de pest en zeiden: "We zijn druk bezig met offeren aan de goden opdat zij de pest afweren. Wilt u niet helpen om hun boosheid te stillen? Of heeft u de pest zelf over het land gebracht met uw kunsten?"

    "Nee", zei Minerva. "En ik ken geen goden die kwaad doen, dus kan ik ook niet vragen of ze daarmee ophouden. Ik ken één God, dat is Wralda's geest. En omdat God volmaakt is doet hij geen kwaad."

    "Waar komt het kwaad dan vandaan?" vroegen de priesters.

    "Al het kwaad komt van jullie zelf en door de domheid van het volk dat achter jullie aanloopt."

    "Als uw opperwezen dan zo bijzonder goed is, waarom houdt hij het kwaad dan niet tegen?" vroegen de priesters.

    Hellenia antwoordde: "Frya heeft ons [036] de weg gewezen en de kruier — dat is tijd — moet het overige doen. Voor elk onheil is raad en hulp te vinden, maar Wralda wil dat wie die zelf zoeken, opdat we sterker en wijzer worden. Willen we dat niet, dan laat hij ons aanmodderen opdat we ervaren wat het gevolg is van wijze en van domme daden."

    Toen zei een prins: "Het lijkt mij nog beter als er geen onheil zou bestaan."

    "Natuurlijk", antwoorde Hellenia. "Want dan zou het volk als tamme schapen blijven. Jij en de priesters zouden ze willen hoeden, maar ook scheren en naar de slachtbank voeren. Zo wil ons opperwezen het niet. Hij wil wel dat we elkaar helpen, maar ook dat ieder vrij is en wijzer wordt."

    [meer volgt]

    Noten

    Overwijn 1951

    Ottema 1876


    Navigeer

    [[{{{back}}}]] ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 04g Kreta