NL007.30 Finda: Difference between revisions
m (defaultsort) |
(various) |
||
Line 1: | Line 1: | ||
== | =={{Versie_Ott}}== | ||
'''2d. Finda''' | '''2d. Finda''' | ||
'''[007/30]''' Finda was geel | '''[[Fs_007|[007/30]]]''' Finda was geel | ||
== | =={{Versie_Own}}== | ||
'''[/11]''' Finda was geel en heur haren gelijk de manen van een paard; een boom kon zij niet buigen, maar waar Lyda één leeuw kon doden, daar doodde zij er wel tien. | '''[/11]''' Finda was geel en heur haren gelijk de manen van een paard; een boom kon zij niet buigen, maar waar Lyda één leeuw kon doden, daar doodde zij er wel tien. | ||
Line 49: | Line 49: | ||
__FORCETOC__ | __FORCETOC__ | ||
{{DEFAULTSORT:^Hk 02 Op Drie Burchten^}} | {{DEFAULTSORT:^Hk 02 Op Drie Burchten^}} | ||
{{Hoofdstuk Navigatie|normal=Nl 02e Frya}} |
Revision as of 14:37, 3 February 2023
Ontwerp 2025 Ott
2d. Finda
[007/30] Finda was geel
Overwijn 1951
[/11] Finda was geel en heur haren gelijk de manen van een paard; een boom kon zij niet buigen, maar waar Lyda één leeuw kon doden, daar doodde zij er wel tien.
Verleidelijke Finda. Zoet was haar stem en geen vogel kon zingen gelijk zij, haar ogen lokten en lonkten, maar die er inkeek werd een slaaf.
Onredelijke Finda. Zij schreef duizenden wetten, maar zij volgde er niet één van op. Zij verfoeide de goeden wegens hun vrijmoedigheid, maar aan flikflooisters gaf zij zichzelf haast weg. Dat was haar ongeluk. Haar hoofd was te vol, doch haar hart te ijdel. Zij beminde niemand dan zichzelf en zij wilde dat iedereen haar lief zou hebben.
Valse Finda. Honingzoet waren haar woorden, maar wie haar vertrouwde, die was het ongeluk nabij.
Zelfzuchtige Finda. Over allen wilde zij heersen en haar zoons waren als zij. Zij lieten zich bedienen door hun zusters en elkander sloegen zij om het meesterschap dood.
Dubbelhartige Finda. Om schuinse woorden werd zij boos en de ergste daden roerden haar niet. Zag zij een schildpad een spin verslinden dan werd het haar om het hart als ijs, maar zag zij haar kinderen een Frya vermoorden, dan zwol haar boezem van genoegen.
Ongelukkige Finda. Zij stierf in de bloeitijd van haar leven, en het is nog duister hoe zij is overleden.
Schijnheilige kinderen, Onder kostbaar gesteente legden zij haar lijk neer. Met hoogdravende opschriften smukten zij dat op, luid [13] grienende om gehoord te worden, maar in stilte weenden zij geen enkele traan.
Verfoeilijk volk. De tekst, die Finda naliet, was op gouden bladen geschreven, maar de besten, waarvoor hij gemaakt was, was hij nimmer tot nut. De goede wetten werden uitgewist en zelfzucht schreef daar slechte voor in de plaats. O Finda, toen werd de aarde vol bloed en uw kinderen maaiden de hoofden der mensen af gelijk grashalmen. Ja Finda, dat zijn de vruchten van uw ijdelheid. Zie neer vanuit uw waakstèr en ween.
Ottema 1876
[/15] Finda was geel en hare haren gelijk de manen van een paard; een boom kon zij niet buigen, maar waar Lyda een leeuw doodde, doodde zij wel tien.
Verleidelijke Finda, zoet was haar stem en geen vogel kon zingen gelijk zij, hare oogen lokten en lonkten, maar die er inzag werd een slaaf.
Onredelijke Finda. Zij schreef duizende wetten, doch zij volgde er niet eene van op. Zij verfoeide de goeden wegens hunne vrijmoedigheid, maar aan flikflooisters gaf zij bijna haar zelve weg. Dat was haar ongeluk. Haar hoofd was te vol, doch haar hart te ijdel. Zij beminde niemand dan haar zelve, en zij wilde dat elk haar lief zoude hebben.
Valsche Finda. Honingzoet waren hare woorden; doch wie haar vertrouwde, dien was ongeluk nabij.
Zelfzuchtige Finda. Over allen wilde zij heerschen, en hare zoonen waren gelijk zij. Zij lieten zich bedienen van hunne zusteren, en elkander sloegen zij om het meesterschap dood.
Dubbelhartige Finda. Om schuinsche woorden werd zij gram, en de ergste daden roerden haar niet. Zag zij een hagedis een spin verslinden, dan werd zij om het hart als ijs; maar zag zij hare kinderen een Fries vermoorden, dan zwol haar boezem van genoegen.
[17] Ongelukkige Finda. Zij stierf in den bloeitijd van haar leven, en het is nog duister hoe zij gevallen is.
Schijnheilige kinderen. Onder een kostelijk gesteente legden zij haar lijk neder. Met hoogdravende opschriften smukten zij dat op, luid weenende om gehoord te worden, maar in stilte weenden zij niet een eenige traan.
Verfoeijelijk volk. De tex (wetgeving), die Finda naliet, was op gouden bladen geschreven, doch de besten, waarvoor zij gemaakt was, was zij nimmer tot nut; de goede wetten werden uitgewischt en zelfzucht schreef daar slechte voor in de plaats. O Finda, toen werd de aarde vol bloed, en de hoofden der menschen maaiden uwe kinderen af gelijk grashalmen. Ja Finda, dat zijn de vruchten van uwe ijdelheid, zie neer van uwe waakstar en ween.
Noten
[[{{{back}}}]] ᐊ vorig/volgend ᐅ Nl 02e Frya